Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. present:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor present (Zweeds) in het Duits

present:

present [-en] zelfstandig naamwoord

  1. present (gåva)
    Geschenk
    • Geschenk [das ~] zelfstandig naamwoord

present bijvoeglijk naamwoord

  1. present
    anwesend; zugegen

Vertaal Matrix voor present:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geschenk gåva; present ge bort; liten gåva; skänka
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anwesend present
zugegen present aktuell; aktuellt; modernt; nutida

Synoniemen voor "present":


Wiktionary: present

present
noun
  1. veraltet: Geschenk
  2. die in Form eines Geschenkes[1] überlassene Sache (oft liebevoll verpackt)
  3. Übertragung des Eigentums an einer Sache ohne Erwartung einer Gegenleistung

Cross Translation:
FromToVia
present Geschenk bounty — something given liberally
present Geschenk; Spende; Präsent gift — Something given to another voluntarily, without charge
present Geschenk kado — iets dat men iemand geeft, meestal ter gelegenheid van een speciale gebeurtenis
present Geschenk; Präsent; Angebinde; Gabe; Spende; Vermächtnis; Gift cadeauprésent, objet que l’on offrir à quelqu’un sans rien attendre en retour, dans l'intention de le surprendre ou de lui être agréable.

Verwante vertalingen van present