Zweeds
Uitgebreide vertaling voor knåpa ihop (Zweeds) in het Duits
knåpa ihop: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- knåpa: basteln; handarbeiten; vertun; herumbasteln; verpfuschen; schmieren; baggern; wirbeln; fummeln; rasseln; kleckern; trommeln; pfuschen; sudeln; herumpfuschen; stümpern; herumfingern; schweinigeln; herumdoktern; einenWirbelschlagen; rauhabhobeln
- ihop: gemeinsam; zusammen; gemein; miteinander; gemeinschaftlich
Wiktionary: knåpa ihop
knåpa ihop
verb
-
(umgangssprachlich) für den eigenen Bau einer komplizierten Sache (z.B. Computer)
-
etwas künstlerisch zusammenbauen