Zweeds
Uitgebreide vertaling voor fuskarbete (Zweeds) in het Duits
fuskarbete: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- fusk: Betrug; Schwindel; Täuschung; Schwindelei; Irreführung; Schmiererei; Hintergehung; Geschmiere; Gesudel; Sudelei; Abgucken; Kleckserei
- arbete: Fach; Tätigkeit; Arbeit; Gewerbe; Beschäftigung; Industrie; Fleiß; Eifer; Aktivität; Geschäftigkeit; Liebhaberei; Emsigkeit; Stelle; Stellung; Position; Funktion; Arbeitsplatz; Dienststelle; Arbeitsverhältnis; Wirkungskreis; Dienstverhältnis; Beruf; Job; Arbeitsplätze
- Arbete: Geschäft; Geschäftlich
- fuska: betrügen; beschwindeln; prellen; verladen; ausnehmen; bemogeln; bescheißen; hintergehen; übertölpeln; übervorteilen; beschummeln; begaunern; pfuschen; sudeln; basteln; vertun; handarbeiten; herumbasteln; verpfuschen; Unordnung machen; Wirrwarr machen
- bete: Wiese; Weide; Grasland; Aas; Lockmittel; Reißzahn; Stoßzahn; Geschleppe; Hauzahn
Spelling Suggesties voor: fuskarbete
- Searching for suggestions...
Wiktionary: fuskarbete
fuskarbete
noun
-
(umgangssprachlich) schlechte, nachlässig oder bewusst mangelhaft ausgeführte Arbeit
- Pfusch → fuskverk; fusk; fuskarbete
Computer vertaling door derden:
Duits
Suggesties voor fuskarbete in het Duits
Spelling Suggesties voor: fuskarbete
- Searching for suggestions...
Computer vertaling door derden: