Zweeds

Uitgebreide vertaling voor del (Zweeds) in het Duits

del:

del [-en] zelfstandig naamwoord

  1. del (element; beståndsdel; ingrediens)
    Stück; Teil; der Bestandteil; Element; Segment; der Anteil; Teilchen
    • Stück [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Teil [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Bestandteil [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Element [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Segment [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Anteil [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Teilchen [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. del (portion)
    die Portion; die Ration; der Anteil; der Teil
    • Portion [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Ration [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Anteil [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Teil [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. del (portion; stycke)
    der Anteil; der Abschnitt; der Stück
    • Anteil [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Abschnitt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stück [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. del (bit)
    Stück; Teil; Segment; der Anteil; Bruchteil; Teilchen; Glied
    • Stück [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Teil [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Segment [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Anteil [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bruchteil [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Teilchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Glied [das ~] zelfstandig naamwoord
  5. del (liten del)
    Teil; Teilchen; Stückchen; Stück
    • Teil [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Teilchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Stückchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Stück [das ~] zelfstandig naamwoord
  6. del (segment; sektion)
    Segment; Teil; der Abschnitt; der Bruchteil; Stück
    • Segment [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Teil [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Abschnitt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bruchteil [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stück [das ~] zelfstandig naamwoord
  7. del (skiva; smula; bit)
    die Scheibe; die Schnitte
    • Scheibe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schnitte [die ~] zelfstandig naamwoord
  8. del (stycke; artikel; bit)
    Stückchen; der Artikel; der Aufsatz; der Brocken; die Publikation
  9. del
    die Bezeichnung

Vertaal Matrix voor del:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abschnitt del; portion; segment; sektion; stycke avdelning; avsnitt; dimension; division; duk; fördelning; inbetalning; indelning; kupong; kvitto; mottagningsbevis; paragraf; period; presentationsavsnitt; putstrasa; skärning; stycke; tid; tidsrymd; tidsspann; timme; trappor; trasa; uppdelning; voucher
Anteil beståndsdel; bit; del; element; ingrediens; portion; stycke andel; arv; deltaga; kontingent; medlemsavgift; partnerskapsandel; tillväxtpapper; volym
Artikel artikel; bit; del; stycke artikel; artiklar; essä; gods; handelsvaror; lagparagraf; produkter; punkt; uppsats
Aufsatz artikel; bit; del; stycke epistel; skrift; toppen; uppsats; övre del
Bestandteil beståndsdel; del; element; ingrediens kroppsdel
Bezeichnung del benämning; beskrivning; etikett; formulering; namn; närmare beskrivning; ordalydelse; predikat; term; uttryck
Brocken artikel; bit; del; stycke bit; jätte; klick; klimp; klump; liten bit; stycke; väldig
Bruchteil bit; del; segment; sektion
Element beståndsdel; del; element; ingrediens Outlook-objekt; dimensionsmedlem; element; faktor; medlem; objekt
Glied bit; del anknytning; förbindelseled; glid kedja; lemmar; länk; uttal
Portion del; portion dos; dosis
Publikation artikel; bit; del; stycke deklaration; offentliggörande; proklamering; publikation; publikationer; skrift; tillkännagivande; tryckalster
Ration del; portion
Scheibe bit; del; skiva; smula fönsterglas; inskuren
Schnitte bit; del; skiva; smula inskuren; inskärat sår; inskärning; klädesmönster i papper; mönsterpapper; skär; skåra; skåror; träsnideri
Segment beståndsdel; bit; del; element; ingrediens; segment; sektion kontokodssegment; segment
Stück beståndsdel; bit; del; element; ingrediens; liten del; portion; segment; sektion; stycke bit; duk; klimp; klump; kontingent; kupong; liten bit; putstrasa; skiva; skådespel; trasa; voucher
Stückchen artikel; bit; del; liten del; stycke
Teil beståndsdel; bit; del; element; ingrediens; liten del; portion; segment; sektion bygge; lemmar
Teilchen beståndsdel; bit; del; element; ingrediens; liten del
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Artikel artikel

Synoniemen voor "del":


Wiktionary: del

del
noun
  1. (umgangssprachlich) ein beliebiger Gegenstand
  2. ein Kleidungsstück
  3. oft im Zusammenhang mit leblosen Gegenständen: ein Element, Stück eines Ganzen
  4. abgegrenzter bzw. mit eigenem Namen versehener Teil einer Stadt oder Gemeinde
  5. Teil einer Serie, insbesondere bei Büchern, Zeitschriften und Fernsehserien
  6. kleiner Teil eines Ganzen
  7. Mitwirkung
  8. Interesse, Betroffenheit, Anteilnahme
  9. -

Cross Translation:
FromToVia
del Folge installment — part of a serial
del Teil part — fraction of a whole (jump)
del Teil part — group inside a larger group (jump)
del Anteil; Teil share — portion of something

Verwante vertalingen van del