Grad in het Duits vertaald uit het Zweeds

Remove Ads

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

grad:
- Grad; Thermometergrad; Wärmegrad; Niveau; Stellung; Gradation; Rang; Doktorentitel; Maß; Skala; Quantität; Schulnote; Ziffer; Zahl; Zensur; Staffel; Staffelstellung
Wiktionary:
- grad → Grat, Grad, Dienstgrad, Charge
- grad → Grat, Winkelgrad, Grad, Neugrad, Altgrad, Ausmaß, Umfang, Dienstgrad, Staffel, Stufe

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor grad (Zweeds) in het Duits

grad:

grad [-en] zelfstandig naamwoord

grad (termometergrad)
der Grad; Thermometergrad; der Wärmegrad
- Grad [der ~] zelfstandig naamwoord
- Thermometergrad [das ~] zelfstandig naamwoord
- Wärmegrad [der ~] zelfstandig naamwoord
grad
der Grad; Niveau; die Stellung; die Gradation; der Rang; der Doktorentitel
- Grad [der ~] zelfstandig naamwoord
- Niveau [das ~] zelfstandig naamwoord
- Stellung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gradation [die ~] zelfstandig naamwoord
- Rang [der ~] zelfstandig naamwoord
- Doktorentitel [der ~] zelfstandig naamwoord
grad
Maß; der Grad; die Gradation; die Skala
- Maß [das ~] zelfstandig naamwoord
- Grad [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gradation [die ~] zelfstandig naamwoord
- Skala [die ~] zelfstandig naamwoord
grad
Maß; die Quantität
- Maß [das ~] zelfstandig naamwoord
- Quantität [die ~] zelfstandig naamwoord
grad (rang)
der Grad; der Rang
- Grad [der ~] zelfstandig naamwoord
- Rang [der ~] zelfstandig naamwoord
grad (betug; poäng)
die Schulnote; die Ziffer; die Zahl; die Zensur
- Schulnote [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ziffer [die ~] zelfstandig naamwoord
- Zahl [die ~] zelfstandig naamwoord
- Zensur [die ~] zelfstandig naamwoord
grad (echelonggruppering; nivå)
die Staffel; die Staffelstellung
- Staffel [die ~] zelfstandig naamwoord
- Staffelstellung [die ~] zelfstandig naamwoord
grad (nivå)
Niveau; der Grad; die Gradation; die Stellung; der Rang
- Niveau [das ~] zelfstandig naamwoord
- Grad [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gradation [die ~] zelfstandig naamwoord
- Stellung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Rang [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor grad:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Doktorentitel	grad
Grad	grad; nivå; rang; termometergrad	grad i vetenskap; gradera; peka; vinkel
Gradation	grad; nivå	nivå
Maß	grad	pint; stort ölglas
Niveau	grad; nivå	nivå
Quantität	grad	antal; dos; mängd; nummer
Rang	grad; nivå; rang	grad i vetenskap; gradera; social klass
Schulnote	betug; grad; poäng
Skala	grad	färgskala; färgspektrum; indelning i grader; kalibrering; nivå; omfäng; register; skala; tonskala
Staffel	echelonggruppering; grad; nivå	stafett; stafettlopp
Staffelstellung	echelonggruppering; grad; nivå
Stellung	grad; nivå	anställning; arbete; jobb; position
Thermometergrad	grad; termometergrad
Wärmegrad	grad; termometergrad
Zahl	betug; grad; poäng	antal; dos; mängd; nummer; siffra; tal
Zensur	betug; grad; poäng	betyg; betygsgrad; censur
Ziffer	betug; grad; poäng	nummer; siffra

Synoniemen voor "grad":

rank; stadium; nivå; omfattning; utsträckning; rang

Wiktionary: grad

grad

noun

Technik: ein bei Trenn- oder Formverfahren entstehender scharfkantig hervorstehenden Rand eines Werkstückes
- Grat → grad
Maßeinheit für die Winkelmessung; Altgrad
- Grad → grad
(umgangssprachlich) Deutscher Härtegrad, einer Maßeinheit für die Wasserhärte
- Grad → tyska hårdhetsgrader; grad
insbesondere bei der Temperatur: Maßeinheit der Temperatur, zusammen mit einer Messwertskala wie Celsius oder Fahrenheit
- Grad → grad
Maßeinheit, an der eine Eigenschaft oder ein Zustand gemessen wird
- Grad → grad; grad Oechsle
akademischer Titel
- Grad → namn; titel; grad
Rang
- Grad → grad
Mathematik: höchste Potenz^[2], die in einer Gleichung auftaucht
- Grad → grad
das Ausmaß, das Viel oder Wenig einer Eigenschaft oder eines Zustandes
- Grad → grad
militärischer Rang, Einstufung in stark hierarchisch geordneten Systemen (Feuerwehr, Staatsdienst)
- Dienstgrad → grad; tjänstegrad
Militär: Stelle oder Posten mit einer bestimmten Verantwortung, Dienstgrad
- Charge → grad

Cross Translation:

From	To	Via
• grad	→ Grat	↔ burr — material left on an edge after cutting
• grad	→ Winkelgrad; Grad; Neugrad; Altgrad	↔ degree — in geometry: unit of angle
• grad	→ Grad	↔ degree — unit of temperature
• grad	→ Ausmaß; Umfang; Grad	↔ degree — amount, proportion, extent
• grad	→ Grad	↔ level — degree or amount
• grad	→ Dienstgrad	↔ rank — a level in an organization such as the military
• grad	→ Grat	↔ barbe — Ensemble d’échardes sur une arête après une coupe
• grad	→ Grad; Staffel; Stufe	↔ degré — espace compris entre deux marches d’un escalier.

Verwante vertalingen van grad

Remove Ads

Vertaal grad van Zweeds naar Duits

Uitgebreide vertaling voor grad (Zweeds) in het Duits

grad:

grad [-en] zelfstandig naamwoord

grad (termometergrad)

grad

grad

grad

grad (rang)

grad (betug; poäng)

grad (echelonggruppering; nivå)

grad (nivå)

Vertaal Matrix voor grad:

Synoniemen voor "grad":

Wiktionary: grad

Verwante vertalingen van grad