Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. semester:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor semester (Zweeds) in het Duits

semester:

semester [-en] zelfstandig naamwoord

  1. semester (ferier; lov)
    die Festtage
    • Festtage [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. semester
    der Urlaub
    • Urlaub [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor semester:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Festtage ferier; lov; semester
Urlaub semester ledig dag; lov; skolledighet; skollov; studiedag

Synoniemen voor "semester":


Wiktionary: semester

semester
noun
  1. kurz für: eine während des Urlaubs[1] unternommene Reise
  2. die vom Arbeitgeber dem abhängig Beschäftigten oder Dienstherrn dem Unterstellten gewährte Freizeit in Höhe von einem oder meist mehreren Werktagen
  3. Urlaub[2]
  4. schulfrei oder arbeitsfrei oder semesterfreie Zeit einer staatlichen Institution, ausgenommen die Wochenenden und Feiertage

Cross Translation:
FromToVia
semester Ferien; Urlaub holiday — period taken off work or study for travel
semester Ferien; Urlaub vacation — holiday, period of leisure time
semester Entlassung; Ferien congépermission d’aller, de venir, de s’absenter, de se retirer.
semester Semester semestre — espace de temps de six mois consécutifs

Verwante vertalingen van semester