Zweeds
Uitgebreide vertaling voor bandledare (Zweeds) in het Duits
bandledare: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- band: Beziehung; Anschluß; Verband; Gemeinschaft; Zusammenhang; Einheitlichkeit; Band; Verbindung; Bindung; Bündnis; Harmonie; Affinität; Blaskapelle; Fanfare; Gebundenheit; Spielmannszug; Streifen; Rand; Leiste; Kante; Saum; Beschlag; Besatz; Tresse; Borte; Krempe; Kapellen; Bänder; Kassette; Seile; Tonband; Bändchen; Schnüre; Schnürchen; Bindfäden; Farbbänder; Farbband; Magnetband; Tragriemen; Inforegister
- ledare: Herr; Haupt; Vorgesetzte; Fürst; Oberhaupt; Herrscher; Vorsteher; Leiter; Vorstand; Führer; Chef; Hauptmann; Anführer; Gebieter; HauptmanneinerGruppe; Boss; Vorarbeiter; Gruppenleiter; Mannschaftskapitän; Vormann; Stammeshäuptling; Geschäftsführer; Statthalter; Vorstände; Regent; Gouverneur; Direktoren; Generalgouverneur; Schiene; Begleiter; Draufgänger; Köpfe; Vordermann; Leitartikel; Häupter; Chefs; Anführerin; Hauptartikel; Obergehilfe; Gesprächsleiter; Elektrizitätsleiter; Obergeselle
- binda: festlegen; fesseln; binden; zurren; festzurren; anlegen; ketten; befestigen; anbinden; Wickel; schnüren; anknöpfen; knebeln; ködern; festmachen; verknoten; vertäuen; festbinden; festschnallen; Damenbinde; zusammenbinden; Monatsbinde; Wickelbinde; mit der Schlinge fangen; festknüpfen; festknöpfen
- bända: kämpfen; drücken; ringen; rütteln; winden; wringen; wricken; wriggeln; wriggen