Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. stake:
  2. Wiktionary:
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. staken:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor stake (Zweeds) in het Duits

stake:

stake [-en] zelfstandig naamwoord

  1. stake (ljusstake; ljushållare)
    der Kerzenständer
  2. stake (påle; stång)
    der Pfahl; der Mast; die Stange; der Staken
    • Pfahl [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Mast [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stange [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Staken [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. stake (käpp; påle)
    die Stange; der Staken; der Pfahl
    • Stange [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Staken [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Pfahl [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stake:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Kerzenständer ljushållare; ljusstake; stake ljushållare; ljusstake
Mast påle; stake; stång gödning
Pfahl käpp; påle; stake; stång hög
Staken käpp; påle; stake; stång puntnings stolpe
Stange käpp; påle; stake; stång bjälke; chokladstång; käpp; liten guld tacka; ribba; stav; stång

Synoniemen voor "stake":

  • kuk; ståfräs; erektion

Wiktionary: stake




Duits

Uitgebreide vertaling voor stake (Duits) in het Zweeds

staken:

staken werkwoord (stake, stakst, stakt, stakte, staktet, gestakt)

  1. staken (plaudern)
    konversera; ha ett långt och trevligt samtal
    • konversera werkwoord (konverserar, konverserade, konverserat)
    • ha ett långt och trevligt samtal werkwoord (har ett långt och trevligt samtal, hade ett långt och trevligt samtal, haft ett långt och trevligt samtal)
  2. staken
    gå stelt
    • gå stelt werkwoord (går stelt, gick stelt, gått stelt)
  3. staken (aufwickeln; beheben; abhelfen; )
    veckla av
    • veckla av werkwoord (vecklar av, vecklade av, vecklat av)

Conjugations for staken:

Präsens
  1. stake
  2. stakst
  3. stakt
  4. staken
  5. stakt
  6. staken
Imperfekt
  1. stakte
  2. staktest
  3. stakte
  4. stakten
  5. staktet
  6. stakten
Perfekt
  1. habe gestakt
  2. hast gestakt
  3. hat gestakt
  4. haben gestakt
  5. habt gestakt
  6. haben gestakt
1. Konjunktiv [1]
  1. stake
  2. stakest
  3. stake
  4. staken
  5. staket
  6. staken
2. Konjunktiv
  1. stakte
  2. staktest
  3. stakte
  4. stakten
  5. staktet
  6. stakten
Futur 1
  1. werde staken
  2. wirst staken
  3. wird staken
  4. werden staken
  5. werdet staken
  6. werden staken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde staken
  2. würdest staken
  3. würde staken
  4. würden staken
  5. würdet staken
  6. würden staken
Diverses
  1. stak!
  2. stakt!
  3. staken Sie!
  4. gestakt
  5. stakend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor staken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gå stelt staken
ha ett långt och trevligt samtal plaudern; staken
konversera plaudern; staken ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; mit einander reden; mit einander sprechen; mitreden; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern
veckla av abhelfen; abstellen; anmachen; aufrollen; aufwickeln; beheben; eindrehen; emporheben; heben; hochbinden; hochkrempeln; hochnehmen; lernen; staken; strecken

Synoniemen voor "staken":

  • im Stechkahn fahren