Småsak in het Spaans vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Spaans: Meer gegevens...

småsak:
- vulgaridad; banalidad; friolera; naderia; bagatela; nadería; tontería; cosita; nimiedad; fruslería; futulidad; insignificancia
Wiktionary:
- småsak → bagatela

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor småsak (Zweeds) in het Spaans

småsak (banalitet; petitess; trivialitet)
la vulgaridad; la banalidad
- vulgaridad [la ~] zelfstandig naamwoord
- banalidad [la ~] zelfstandig naamwoord
småsak (detalj; petitess; oväsentlighet)
la friolera; la naderia
- friolera [la ~] zelfstandig naamwoord
- naderia [la ~] zelfstandig naamwoord
småsak (bagatell; futtighet)
la bagatela; la nadería; la tontería; la cosita; la friolera; la nimiedad; la fruslería; la futulidad; la insignificancia
- bagatela [la ~] zelfstandig naamwoord
- nadería [la ~] zelfstandig naamwoord
- tontería [la ~] zelfstandig naamwoord
- cosita [la ~] zelfstandig naamwoord
- friolera [la ~] zelfstandig naamwoord
- nimiedad [la ~] zelfstandig naamwoord
- fruslería [la ~] zelfstandig naamwoord
- futulidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- insignificancia [la ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bagatela	bagatell; futtighet; småsak	bagatell; barnarbete; en liten bit
banalidad	banalitet; petitess; småsak; trivialitet
cosita	bagatell; futtighet; småsak
friolera	bagatell; detalj; futtighet; oväsentlighet; petitess; småsak	barnarbete; en liten bit; kylig person; kyligt subjekt; liten gåva; liten present
fruslería	bagatell; futtighet; småsak	barnarbete
futulidad	bagatell; futtighet; småsak
insignificancia	bagatell; futtighet; småsak	bråk; det var ingenting; dumhet; duvenhet; dövstummhet; en liten bit; enfald; faddhet; naivitet; ogiltighet; onödigt besvär
naderia	detalj; oväsentlighet; petitess; småsak
nadería	bagatell; futtighet; småsak	dumt skämt; duvenhet; en liten bit; faddhet
nimiedad	bagatell; futtighet; småsak	en liten bit; ängslighet
tontería	bagatell; futtighet; småsak	bagatell; dumhet; dumt skämt; duvenhet; dåraktighet; dårskap; efterblivenhet; enfaldighet; faddhet; fåraktighet; galenskap; mentalsjukdom; prat; raseri; ryckningar; skvaller; tjatter; vansinne; överilighet
vulgaridad	banalitet; petitess; småsak; trivialitet	grovhet; oförskämd anmärkning; ojämnhet; råhet; vanlighet

Cross Translation:

From	To	Via
• småsak	→ bagatela	↔ bagatelle — trifle
• småsak	→ bagatela	↔ Kleinigkeit — winzige oder unbedeutende Sache