Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Spaans ->Zoek: hushåll

Zweedse en Spaanse zoekresultaten voor: hushåll

Overzicht

Zweeds naar Spaans: Meer gegevens...

hushåll:
- familia; gobierno de la casa; menaje; economía familiar; hogar
Wiktionary:
- hushåll → familia, hogareños, casa, séquito, huéspedes, hogar

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor hushåll (Zweeds) in het Spaans

hushåll:

hushåll [-ett] zelfstandig naamwoord

hushåll (familj; kärnfamilj)
la familia
- familia [la ~] zelfstandig naamwoord
hushåll
el gobierno de la casa; el menaje; la economía familiar
- gobierno de la casa [el ~] zelfstandig naamwoord
- menaje [el ~] zelfstandig naamwoord
- economía familiar [la ~] zelfstandig naamwoord
hushåll
el hogar
- hogar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hushåll:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
economía familiar	hushåll
familia	familj; hushåll; kärnfamilj	dynasti; familj; kön
gobierno de la casa	hushåll
hogar	hushåll	asyl; bostads plats; brasa; egen härd; eldrum; eldstad; härd; järnspis; kakelugn; kokare; kokspis; skyddat ställe; spis; tillflykt; ugn; upphettningsapparat; öppen spis
menaje	hushåll	inventarium; lösegendomsförteckning; möblering; överblicka
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
familia		familj; serie

Synoniemen voor "hushåll":

hem

Wiktionary: hushåll

Cross Translation:

From	To	Via
• hushåll	→ familia	↔ family — father, mother and their sons and daughters
• hushåll	→ familia; hogareños; casa; séquito; huéspedes	↔ household — those living in the same residence
• hushåll	→ casa; hogar; familia	↔ Haushalt — Personengruppe, die zu [1a] gehört

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van hushåll