Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. beläst:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. belast:
  2. belasten:
  3. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor beläst (Zweeds) in het Nederlands

beläst:

beläst bijvoeglijk naamwoord

  1. beläst (akademisk; akademiskt; universitetsutbildat; lärt)
    erudiet; wijs; gestudeerd; ontwikkeld; zeer ontwikkeld; hooggeleerd; geletterd; zeer geleerd; belezen

beläst zelfstandig naamwoord

  1. beläst (lärd person; skolastiker; forskare)
    de geletterde

Vertaal Matrix voor beläst:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erudiet boklärd; lärd
geletterde beläst; forskare; lärd person; skolastiker författare; skriftställare
wijs låt; melodi; metod; sätt; sång; visa
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belezen akademisk; akademiskt; beläst; lärt; universitetsutbildat
erudiet akademisk; akademiskt; beläst; lärt; universitetsutbildat
geletterd akademisk; akademiskt; beläst; lärt; universitetsutbildat
gestudeerd akademisk; akademiskt; beläst; lärt; universitetsutbildat
hooggeleerd akademisk; akademiskt; beläst; lärt; universitetsutbildat
ontwikkeld akademisk; akademiskt; beläst; lärt; universitetsutbildat bildad; kultiverad; utveklad; utveklat
wijs akademisk; akademiskt; beläst; lärt; universitetsutbildat begåvad; begåvat; bildad; fantastisk; fantastiskt; fyndigt; förståndig; genial; genialt; klokt; kvick; kvickt; otroligt; smart; talangfull; talangfullt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zeer geleerd akademisk; akademiskt; beläst; lärt; universitetsutbildat
zeer ontwikkeld akademisk; akademiskt; beläst; lärt; universitetsutbildat

Synoniemen voor "beläst":


Wiktionary: beläst


Cross Translation:
FromToVia
beläst geleerd learned — having much learning



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beläst (Nederlands) in het Zweeds

belast:

belast bijvoeglijk naamwoord

  1. belast (bezwaard)
    laddad; lastat; lastad; laddat; nedtyngt

Vertaal Matrix voor belast:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laddad belast; bezwaard opgeladen
laddat belast; bezwaard bezwangerd; geladen; opgeladen; opladen van een geweer
lastad belast; bezwaard
lastat belast; bezwaard
nedtyngt belast; bezwaard

beläst vorm van belasten:

belasten werkwoord (belast, belastte, belastten, belast)

  1. belasten (opdragen)
    belasta; betunga
    • belasta werkwoord (belastar, belastade, belastat)
    • betunga werkwoord (betungar, betungade, betungat)

Conjugations for belasten:

o.t.t.
  1. belast
  2. belast
  3. belast
  4. belasten
  5. belasten
  6. belasten
o.v.t.
  1. belastte
  2. belastte
  3. belastte
  4. belastten
  5. belastten
  6. belastten
v.t.t.
  1. heb belast
  2. hebt belast
  3. heeft belast
  4. hebben belast
  5. hebben belast
  6. hebben belast
v.v.t.
  1. had belast
  2. had belast
  3. had belast
  4. hadden belast
  5. hadden belast
  6. hadden belast
o.t.t.t.
  1. zal belasten
  2. zult belasten
  3. zal belasten
  4. zullen belasten
  5. zullen belasten
  6. zullen belasten
o.v.t.t.
  1. zou belasten
  2. zou belasten
  3. zou belasten
  4. zouden belasten
  5. zouden belasten
  6. zouden belasten
diversen
  1. belast!
  2. belast!
  3. belast
  4. belastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor belasten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasta belasten; opdragen opschepen
betunga belasten; opdragen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasta beladen

Wiktionary: belasten


Cross Translation:
FromToVia
belasten tränga sig in; framtvingas imposer — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van beläst