Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Zoek: bord

Zweedse en Nederlandse zoekresultaten voor: bord

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

bord:
- tabel; lijst; tafel
börd:
- herkomst; origine; afkomst; afstamming; komaf
Wiktionary:
- bord → tafel
- börd → familie, clan, stam

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

bord:
- tallrik; flat tallrik; svarttavla; griffeltavla; affisch
Wiktionary:
- bord → skrivtavla, svart tavla, tavla, tallrik, fat, skylt, bräde, plank, tilja, tabell

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bord (Zweeds) in het Nederlands

bord:

bord [-ett] zelfstandig naamwoord

bord
de tabel
- tabel [de ~] zelfstandig naamwoord
de lijst
– opsomming of rij van woorden, getallen, namen, enzovoort ¹
- lijst [de ~] zelfstandig naamwoord
  - ik heb hier een lijst met dertig namen¹
de tafel
– lijst van uitkomsten van regelmatige vermenigvuldiging ¹
- tafel [de ~] zelfstandig naamwoord
  - de tafel van drie begint met: een maal drie is drie, twee maal drie is ....¹

Vertaal Matrix voor bord:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lijst	bord	förteckning; inramad målning; inramning; inramnings arbete; lista; medlemsregister; plan lista; protokoll; resumé; sammandrag; uppteckning; översikt
tabel	bord	tabell
tafel	bord	middagsbord

Synoniemen voor "bord":

taffel

Wiktionary: bord

Cross Translation:

From	To	Via
• bord	→ tafel	↔ Tisch — Möbelstück, das aus einer Platte mit vier oder drei Beinen oder mittigen Standfuß besteht
• bord	→ tafel	↔ table — item of furniture
• bord	→ tafel	↔ table — Meuble, surface plane sur pieds

börd:

börd [-en] zelfstandig naamwoord

börd (härkomst; ursprung)
de herkomst; de origine; de afkomst; de afstamming; de komaf
- herkomst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- origine [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afkomst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afstamming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- komaf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor börd:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afkomst	börd; härkomst; ursprung
afstamming	börd; härkomst; ursprung	föräldraskap
herkomst	börd; härkomst; ursprung
komaf	börd; härkomst; ursprung
origine	börd; härkomst; ursprung

Synoniemen voor "börd":

ursprung; härkomst; härstamning

Wiktionary: börd

Cross Translation:

From	To	Via
• börd	→ familie	↔ family — group of people related by blood, marriage, law, or custom
• börd	→ familie; clan; stam	↔ family — kin, tribe

Verwante vertalingen van bord

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bord (Nederlands) in het Zweeds

bord:

bord [het ~] zelfstandig naamwoord

het bord (eetbord)
tallrik; flat tallrik
- tallrik [-en] zelfstandig naamwoord
- flat tallrik zelfstandig naamwoord
het bord (schoolbord)
svarttavla; griffeltavla
- svarttavla zelfstandig naamwoord
- griffeltavla [-en] zelfstandig naamwoord
het bord (reclamebord)
affisch
- affisch [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bord:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
affisch	bord; reclamebord	aanplakbiljet; affiche; biljet; plakkaat; poster; reclameplaat
flat tallrik	bord; eetbord
griffeltavla	bord; schoolbord
svarttavla	bord; schoolbord
tallrik	bord; eetbord	schaal; schaaltje; tafelzilver; zilveren bestek

Verwante woorden van "bord":

borden

Verwante definities voor "bord":

houten of kartonnen blad met vakjes¹
- zet het schaakbord maar vast klaar!¹
plaat met een tekst of een teken¹
- op het bord stond: verboden in te rijden¹
stuk servies waar je van eet¹
- ik kreeg aardappels op mijn bord¹

Wiktionary: bord

Cross Translation:

From	To	Via
• bord	→ skrivtavla; svart tavla	↔ blackboard — a surface that can be written upon with chalk
• bord	→ tavla	↔ board — blackboard, whiteboard, etc.
• bord	→ tallrik; fat	↔ dish — vessel for holding/serving food
• bord	→ fat; tallrik	↔ plate — dish from which food is served or eaten
• bord	→ skylt	↔ sign — flat object bearing a message
• bord	→ tallrik	↔ Teller — runder, meist flacher Teil des Essgeschirrs, auf dem die Speisen vor dem Verzehr angerichtet werden
• bord	→ tallrik	↔ assiette — (vieilli) manière d’être assis ou placé.
• bord	→ skylt	↔ enseigne — marque, indice servir à faire reconnaître quelque chose. Dans ce sens, il ne s’employer qu’au pluriel dans la locution adverbiale À bonnes enseignes et la locution conjonctive À telles enseignes* que*.
• bord	→ bräde; plank; tilja	↔ panneau — Petit pan.
• bord	→ plank; bräde; tilja	↔ planche — ais de bois, mince et long
• bord	→ tabell	↔ tableau — peinture\|fr peinture déplaçable exécuter sur un panneau de bois, sur une plaque de cuivre, sur une toile tendue sur un châssis, etc.

¹Muiswerk Woordenboek