Zweeds

Uitgebreide vertaling voor öka (Zweeds) in het Nederlands

öka:

öka werkwoord (ökar, ökade, ökat)

  1. öka (stiga; höjas)
    opstaan; verheffen; gaan staan; omhoogkomen
    • opstaan werkwoord (sta op, staat op, stond op, stonden op, opgestaan)
    • verheffen werkwoord (verhef, verheft, verhief, verhieven, verheven)
    • gaan staan werkwoord
    • omhoogkomen werkwoord (kom omhoog, komt omhoog, kwam omhoog, kwamen omhoog, omhooggekomen)
  2. öka (trappa upp; eskalera)
    escaleren; uit de hand lopen
  3. öka (växa; utveckla; tillta)
    volwassen worden; volgroeien
    • volwassen worden werkwoord (word volwassen, wordt volwassen, werd volwassen, werden volwassen, volwassen geworden)
    • volgroeien werkwoord
  4. öka (sätta på; anlägga; låtsa)
    omdoen
    • omdoen werkwoord (doe om, doet om, deed om, deden om, omgedaan)
  5. öka (tillta)
    groeien; toenemen; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; aanzwellen; opzetten; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan
    • groeien werkwoord (groei, groeit, groeide, groeiden, gegroeid)
    • toenemen werkwoord (neem toe, neemt toe, nam toe, namen toe, toegenomen)
    • stijgen werkwoord (stijg, stijgt, steeg, stegen, gestegen)
    • vermeerderen werkwoord (vermeerder, vermeerdert, vermeerderde, vermeerderden, vermeerd)
    • groter worden werkwoord (word groter, wordt groter, werd groter, werden groter, groter geworden)
    • aanwinnen werkwoord (win aan, wint aan, won aan, wonnen aan, aangewonnen)
    • aangroeien werkwoord (groei aan, groeit aan, groeide aan, groeiden aan, aangegroeid)
    • aanzwellen werkwoord (zwel aan, zwelt aan, zwol aan, zwollen aan, aangezwollen)
    • opzetten werkwoord (zet op, zette op, zetten op, opgezet)
    • aanwassen werkwoord (was aan, wast aan, waste aan, wasten aan, aangewassen)
    • gedijen werkwoord (gedij, gedijt, gedijde, gedijden, gedijd)
    • de hoogte ingaan werkwoord (ga de hoogte in, gaat de hoogte in, ging de hoogte in, gingen de hoogte in, de hoogte ingegeaan)
    • omhooggaan werkwoord (ga omhoog, gaat omhoog, ging omhoog, gingen omhoog, omhooggegaan)
  6. öka (ökas; tillta)
    aangroeien; zich vermeerderen
  7. öka (bidraga)
    toevoegen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; bijdoen
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijsluiten werkwoord
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • erbij voegen werkwoord (voeg erbij, voegt erbij, voegde erbij, voegden erbij, erbij gevoegd)
    • bijdoen werkwoord (doe bij, doet bij, deed bij, deden bij, bijgedaan)

Conjugations for öka:

presens
  1. ökar
  2. ökar
  3. ökar
  4. ökar
  5. ökar
  6. ökar
imperfekt
  1. ökade
  2. ökade
  3. ökade
  4. ökade
  5. ökade
  6. ökade
framtid 1
  1. kommer att öka
  2. kommer att öka
  3. kommer att öka
  4. kommer att öka
  5. kommer att öka
  6. kommer att öka
framtid 2
  1. skall öka
  2. skall öka
  3. skall öka
  4. skall öka
  5. skall öka
  6. skall öka
conditional
  1. skulle öka
  2. skulle öka
  3. skulle öka
  4. skulle öka
  5. skulle öka
  6. skulle öka
perfekt particip
  1. har ökat
  2. har ökat
  3. har ökat
  4. har ökat
  5. har ökat
  6. har ökat
imperfekt particip
  1. hade ökat
  2. hade ökat
  3. hade ökat
  4. hade ökat
  5. hade ökat
  6. hade ökat
blandad
  1. öka!
  2. öka!
  3. ökad
  4. ökande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor öka:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanwassen svällande
aanzwellen upsvellande
bijvoegen lägga till
groeien tillväxt; utveckling; växt
groter worden tilltagande; ökning
omhoogkomen bestigning; uppfärt
stijgen bestigning; kliva upp; uppfärt
toevoegen lägga till
verheffen dyrkan; tillbedjan
volwassen worden förkroppsligande; inkarnation; personifikation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangroeien tillta; öka; ökas
aanwassen tillta; öka gå upp; komma upp; resa sig
aanwinnen tillta; öka
aanzwellen tillta; öka
bijdoen bidraga; öka
bijsluiten bidraga; öka besegla; inkapsla; innesluta
bijvoegen bidraga; öka anknyta; ansluta; besegla; bifoga; inkapsla; innesluta; lägga till
de hoogte ingaan tillta; öka stiga; uppstiga
erbij voegen bidraga; öka
escaleren eskalera; trappa upp; öka
gaan staan höjas; stiga; öka resa sig; stiga upp; stå upp; uppstiga
gedijen tillta; öka florera; ha framgång; trivas
groeien tillta; öka odla; utvecklas; växa; växa upp
groter worden tillta; öka
omdoen anlägga; låtsa; sätta på; öka
omhooggaan tillta; öka gå upp
omhoogkomen höjas; stiga; öka komma upp; komma upp till ytan; stiga upp
opstaan höjas; stiga; öka resa sig; stiga upp; stå upp; uppstiga
opzetten tillta; öka fylla; stoppa; vispa
stijgen tillta; öka gå upp; kliva upp; klättra upp; komma upp; resa sig; stiga; uppstiga
toenemen tillta; öka
toevoegen bidraga; öka addera; besegla; bifoga; göra fullständig; göra komplett; inkapsla; innesluta; komplettera; lägga till; tillsätta; tillägga
uit de hand lopen eskalera; trappa upp; öka
verheffen höjas; stiga; öka
vermeerderen tillta; öka bygga ut; föröka sig; lägga till; tillväxa; tillväxa i antal; utvidga; vidga; ökas
volgroeien tillta; utveckla; växa; öka
volwassen worden tillta; utveckla; växa; öka
zich vermeerderen tillta; öka; ökas

Wiktionary: öka


Cross Translation:
FromToVia
öka groeien; verhogen accrue — increase
öka verhogen; vergroten; aanvullen augment — to increase, make larger or supplement
öka opbouwen build — (transitive) to increase or strengthen by adding gradually to
öka toenemen increase — become larger
öka opvoeren increase — make larger

Verwante vertalingen van öka