Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. benägenhet:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor benägenhet (Zweeds) in het Nederlands

benägenhet:

benägenhet [-en] zelfstandig naamwoord

  1. benägenhet (ansvar; svarande)
    de verantwoordelijkheid; de aansprakelijkheid
  2. benägenhet (lutning; böjning; böjelse; inklination)
    de inclinatie; de genegenheid
  3. benägenhet (håg; böjelse)
    de inclinatie; de neiging; de hang; de gezindheid; de geneigdheid
    • inclinatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • neiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • hang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gezindheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • geneigdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor benägenhet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansprakelijkheid ansvar; benägenhet; svarande ansvar; skulder
genegenheid benägenhet; böjelse; böjning; inklination; lutning hängivenhet; kärlek; lidelse; passion; tillgivenhet
geneigdheid benägenhet; böjelse; håg tendens; trend
gezindheid benägenhet; böjelse; håg ståndpunkt; syn; tro; åsikt; övertygelse
hang benägenhet; böjelse; håg
inclinatie benägenhet; böjelse; böjning; håg; inklination; lutning
neiging benägenhet; böjelse; håg ansättande; krävande; tendens; tillmanande; trend
verantwoordelijkheid ansvar; benägenhet; svarande ansvarsområde

Synoniemen voor "benägenhet":


Wiktionary: benägenhet

benägenhet
noun
  1. beweging in bepaalde richting, neiging

Cross Translation:
FromToVia
benägenhet neiging tendency — likelihood of behaving in a particular way