Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. grepp:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor grepp (Zweeds) in het Nederlands

grepp:

grepp [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. grepp (fasttagande)
    beetnemen; de greep; beetpakken; vastpakken
  2. grepp (fattning; fast tag)
    het handvat; de greep; de handel; de hendel; de handgreep
    • handvat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • greep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • handel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hendel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • handgreep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor grepp:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beetnemen fasttagande; grepp
beetpakken fasttagande; grepp få tag i
greep fast tag; fasttagande; fattning; grepp rest; skottavla; stump; ända
handel fast tag; fattning; grepp affärer; arbetet; förhandling; handel; handelsdriva; handelsvara; kommers; marknad; vara
handgreep fast tag; fattning; grepp
handvat fast tag; fattning; grepp
hendel fast tag; fattning; grepp dörrklinka
vastpakken fasttagande; grepp
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beetnemen dra någons ben; fatta tag i; gripa tag i; lura; skoja med någon; ta tag i
beetpakken fatta tag i; fånga; greppa; gripa tag i; ta; ta tag i
vastpakken fatta tag i; fånga; greppa; gripa tag i; ta; ta tag i
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
greep handtag

Synoniemen voor "grepp":


Wiktionary: grepp


Cross Translation:
FromToVia
grepp grip grasp — grip
grepp greep; grip; begrip grip — A hold or way of holding, particularly with the hand
grepp handvat grip — A handle or other place to grip
grepp handvat Handgriff — Vorrichtung, die das Ergreifen/Festhalten eines Gegenstandes mit der Hand ermöglicht
grepp handvat; heft Heft — Griff an einer Klingenwaffe

Verwante vertalingen van grepp