Zweeds

Uitgebreide vertaling voor ingripande (Zweeds) in het Nederlands

ingripande:

ingripande [-en] zelfstandig naamwoord

  1. ingripande (intervention; medling; mellankomst; inskridande)
    de interventie; de ingreep; de tussenkomst; de inmenging

ingripande bijvoeglijk naamwoord

  1. ingripande (ingripandet)
    tussenbeide komend

Vertaal Matrix voor ingripande:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ingreep ingripande; inskridande; intervention; medling; mellankomst
inmenging ingripande; inskridande; intervention; medling; mellankomst inblandning
interventie ingripande; inskridande; intervention; medling; mellankomst
tussenkomst ingripande; inskridande; intervention; medling; mellankomst
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tussenbeide komend ingripande; ingripandet

Synoniemen voor "ingripande":


Wiktionary: ingripande


Cross Translation:
FromToVia
ingripande tussenkomst intervention — act of intervening

ingripande vorm van ingripa:

ingripa werkwoord (ingriper, ingrep, ingripit)

  1. ingripa (lägga sig i; blanda sig i; bry sig)
    bemoeien; mengen; inmengen
    • bemoeien werkwoord (bemoei, bemoeit, bemoeide, bemoeiden, bemoeid)
    • mengen werkwoord (meng, mengt, mengde, mengden, gemengd)
    • inmengen werkwoord (meng in, mengt in, mengde in, mengden in, ingemengd)
  2. ingripa (vidta åtgärder)
    actie ondernemen
    • actie ondernemen werkwoord (onderneem actie, onderneemt actie, ondernam actie, ondernamen actie, actie ondernomen)
  3. ingripa (träda in; lägga sig i; gå emellan)
    interfereren; interveniëren; tussenkomen; ingrijpen; interrumperen; bemiddelen; tussenbeide komen
    • interfereren werkwoord (interfereer, interfereert, interfereerde, interfereerden, geïnterfereerd)
    • interveniëren werkwoord (interveniëer, interveniëert, interveniëerde, interveniëerden, geïnterveniëerd)
    • tussenkomen werkwoord (kom tussen, komt tussen, kwam tussen, kwamen tussen, tussengekomen)
    • ingrijpen werkwoord (grijp in, grijpt in, greep in, grepen in, ingegrepen)
    • interrumperen werkwoord (interrumpeer, interrumpeert, interrumpeerde, interrumpeerden, geïnterrumpeerd)
    • bemiddelen werkwoord (bemiddel, bemiddelt, bemiddelde, bemiddelden, bemiddeld)
    • tussenbeide komen werkwoord (kom tussenbeide, komt tussenbeide, kwam tussenbeide, kwamen tussenbeide, tussenbeide gekomen)

Conjugations for ingripa:

presens
  1. ingriper
  2. ingriper
  3. ingriper
  4. ingriper
  5. ingriper
  6. ingriper
imperfekt
  1. ingrep
  2. ingrep
  3. ingrep
  4. ingrep
  5. ingrep
  6. ingrep
framtid 1
  1. kommer att ingripa
  2. kommer att ingripa
  3. kommer att ingripa
  4. kommer att ingripa
  5. kommer att ingripa
  6. kommer att ingripa
framtid 2
  1. skall ingripa
  2. skall ingripa
  3. skall ingripa
  4. skall ingripa
  5. skall ingripa
  6. skall ingripa
conditional
  1. skulle ingripa
  2. skulle ingripa
  3. skulle ingripa
  4. skulle ingripa
  5. skulle ingripa
  6. skulle ingripa
perfekt particip
  1. har ingripit
  2. har ingripit
  3. har ingripit
  4. har ingripit
  5. har ingripit
  6. har ingripit
imperfekt particip
  1. hade ingripit
  2. hade ingripit
  3. hade ingripit
  4. hade ingripit
  5. hade ingripit
  6. hade ingripit
blandad
  1. ingrip!
  2. ingrip!
  3. ingripande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor ingripa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mengen blandande
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
actie ondernemen ingripa; vidta åtgärder
bemiddelen gå emellan; ingripa; lägga sig i; träda in förhandla; medla
bemoeien blanda sig i; bry sig; ingripa; lägga sig i
ingrijpen gå emellan; ingripa; lägga sig i; träda in servera sig själv
inmengen blanda sig i; bry sig; ingripa; lägga sig i
interfereren gå emellan; ingripa; lägga sig i; träda in
interrumperen gå emellan; ingripa; lägga sig i; träda in avbryta
interveniëren gå emellan; ingripa; lägga sig i; träda in
mengen blanda sig i; bry sig; ingripa; lägga sig i blanda; mixa; röra ihop
tussenbeide komen gå emellan; ingripa; lägga sig i; träda in
tussenkomen gå emellan; ingripa; lägga sig i; träda in förhandla; medla

Synoniemen voor "ingripa":