Zweeds

Uitgebreide vertaling voor jobb (Zweeds) in het Nederlands

jobb:

jobb [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. jobb (arbete; position)
    de positie; de functie; de baan; de dienstbetrekking; de job
    • positie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • functie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • baan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • dienstbetrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • job [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. jobb (arbete)
    het baantje
    • baantje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. jobb (arbete)
    het werk; de arbeid; de taak; de werkzaamheid; het vak; de inspanning; het ambacht; de bezigheid
    • werk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • arbeid [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • taak [de ~] zelfstandig naamwoord
    • werkzaamheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • inspanning [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ambacht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bezigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. jobb (syssla; uppgift; arbete)
    de arbeid; de job; de karwei
    • arbeid [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • job [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • karwei [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. jobb
    de arbeidsplaats
  6. jobb
    de taak
    • taak [de ~] zelfstandig naamwoord
  7. jobb (profession; yrke; arbete)
    het beroep; de professie; het ambt
    • beroep [het ~] zelfstandig naamwoord
    • professie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ambt [het ~] zelfstandig naamwoord
  8. jobb (anställning; utnämning)
    de installatie; de aanstelling; de benoeming
  9. jobb (syssla; uppgift)
    het klusje; het karweitje
    • klusje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • karweitje [het ~] zelfstandig naamwoord
  10. jobb (anställning)
    de functie; de betrekking; het ambt
    • functie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • betrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ambt [het ~] zelfstandig naamwoord
  11. jobb (ärende)
    de aanvraag; de taak; het contract
    • aanvraag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • taak [de ~] zelfstandig naamwoord
    • contract [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor jobb:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstelling anställning; jobb; utnämning
aanvraag jobb; ärende förfrågan; petition; rekvisition; supplikant
ambacht arbete; jobb profession; yrke
ambt anställning; arbete; jobb; profession; yrke
arbeid arbete; jobb; syssla; uppgift aktivität; arbete
arbeidsplaats jobb
baan arbete; jobb; position arbete; bana; färd; gata; järnväg; spår; sträcka; väg; vägdel
baantje arbete; jobb
benoeming anställning; jobb; utnämning benämning; namn; titel
beroep arbete; jobb; profession; yrke arbete
betrekking anställning; jobb
bezigheid arbete; jobb aktivität; arbete; ativitet; fritidssysselsättning; hobby
contract jobb; ärende avtal; kontrakt; överenskommelse
dienstbetrekking arbete; jobb; position
functie anställning; arbete; jobb; position funktion; roll
inspanning arbete; jobb ansträngning; försök; spänning
installatie anställning; jobb; utnämning installation; konfiguration
job arbete; jobb; position; syssla; uppgift
karwei arbete; jobb; syssla; uppgift
karweitje jobb; syssla; uppgift
klusje jobb; syssla; uppgift
positie arbete; jobb; position attityd; kondition; läge; position; ställning; ståndpunkt
professie arbete; jobb; profession; yrke
taak arbete; jobb; ärende Att göra-uppgift; anvisning; att göra-poster; befallning; hemläxa; hemuppgift; instruktion; order; skoluppgift; stickreplik; uppgift; uppgifter; vink
vak arbete; jobb arbete; frysbox; frysfack; profession; yrke
werk arbete; jobb arbete; lönarbete; mästerverk; sammlade arbeten
werkzaamheid arbete; jobb aktivität; arbete; arbetsiver; arbetskapacitet; arbetskraft; funktionalitet; produktivitet

Synoniemen voor "jobb":


Wiktionary: jobb


Cross Translation:
FromToVia
jobb job; taak job — task
jobb werk; job; beroep; baan job — economic role for which a person is paid
jobb werk; job work — labour, employment, occupation, job
jobb werk; arbeidsplaats work — place where one is employed
jobb job Job — (umgangssprachlich): Arbeitsplatz, Stellung (Anstellung) für eine (vorübergehende) einträgliche Beschäftigung zum Zweck des Gelderwerbs
jobb baan Arbeit — Tätigkeit, die erledigt wird, um Geld zu verdienen
jobb huiswerk ArbeitVerhältnis, bei dem man eine Tätigkeit gegen Geld verrichtet

Verwante vertalingen van jobb