Zweeds

Uitgebreide vertaling voor kram (Zweeds) in het Nederlands

kram:

kram [-en] zelfstandig naamwoord

  1. kram (smekning)
    de knuffel; de liefkozing
    • knuffel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • liefkozing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. kram (omfamning)
    de omhelzing; de omarming
    • omhelzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • omarming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. kram (smekning; omfamning)
    de liefkozing; de streling; aanhalen; de aanhaling
  4. kram
    knuffelpartij
  5. kram
    de schietsleuf

Vertaal Matrix voor kram:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhalen kram; omfamning; smekning smekning
aanhaling kram; omfamning; smekning citat
knuffel kram; smekning
knuffelpartij kram
liefkozing kram; omfamning; smekning gullande; kramande; smekning; ömhet
omarming kram; omfamning
omhelzing kram; omfamning
schietsleuf kram kanonglugg; skottglugg
streling kram; omfamning; smekning smekning
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhalen anföra; citera; skärpa; åberopa

Synoniemen voor "kram":


Wiktionary: kram


Cross Translation:
FromToVia
kram omarming; omhelzing; knuffel embrace — hug
kram knuffelen; knuffel hug — affectionate embrace
kram omarming Umarmung — das Umfassen des Oberkörpers oder des Halses mit beiden Armen; Geste der Zuneigung
kram stalletje; keet; kraam; loods; schuur; tent échoppe — Petite boutique ordinairement en appentis et adossée contre une muraille.