Overzicht


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor krav (Zweeds) in het Nederlands

krav:

krav [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. krav
    benodigdheid; het materiaal
  2. krav (fordran; anspråk)
    opvraging; opvragen
  3. krav (påstående)
    aanspraak maken op; de claim
  4. krav (fordringar; anspråk)
    de aanspraken
  5. krav (måste)
    de vereiste; de must
    • vereiste [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • must [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. krav (pretention; anspråk; yrkande)
    de pretentie

Vertaal Matrix voor krav:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanspraak maken op krav; påstående
aanspraken anspråk; fordringar; krav
benodigdheid krav
claim krav; påstående anspråk; kräver
materiaal krav byggmaterial; gods
must krav; måste
opvragen anspråk; fordran; krav
opvraging anspråk; fordran; krav
pretentie anspråk; krav; pretention; yrkande
vereiste krav; måste antagande; villkor
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanspraak maken op fordra; göra gällande; kräva; påstå
opvragen begära; fordra

Synoniemen voor "krav":


Wiktionary: krav


Cross Translation:
FromToVia
krav vereiste; plicht; voorwaarde requirement — necessity
krav eis Anforderung — Eigenschaft, Fähigkeit, die zur Bewältigung bestimmter Aufgaben vorhanden sein müssen