Natur in het Nederlands vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

natur:
- natuur; geaardheid; karakter; aard; inborst; temperament; vurigheid; geaardheden; inborsten
Wiktionary:
- natur → omgeving, natuur, wildleven, aard, geaardheid, karakter, wezen

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor natur (Zweeds) in het Nederlands

natur (karaktär)
de natuur; de geaardheid
- natuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geaardheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
natur (beskaffenhet; läggning; sinnelag)
het karakter; de aard; de geaardheid; de inborst
- karakter [het ~] zelfstandig naamwoord
- aard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- geaardheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- inborst [de ~] zelfstandig naamwoord
natur (temperament; disposition)
het temperament; de vurigheid
- temperament [het ~] zelfstandig naamwoord
- vurigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
natur (läggningar; karaktär)
de geaardheden; inborsten
- geaardheden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- inborsten [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aard	beskaffenhet; läggning; natur; sinnelag	genre; kategori; klass; lynne; sinne; sinnelag; slag; sort; typ
geaardheden	karaktär; läggningar; natur
geaardheid	beskaffenhet; karaktär; läggning; natur; sinnelag	lynne; sinne; sinnelag
inborst	beskaffenhet; läggning; natur; sinnelag	disposition; fallenhet; lynne; läggning; sinne; sinnelag
inborsten	karaktär; läggningar; natur
karakter	beskaffenhet; läggning; natur; sinnelag	karaktär; lynne; personlighet; sinne; sinnelag; typsnitt
natuur	karaktär; natur	lynne; sinne; sinnelag
temperament	disposition; natur; temperament	disposition; fallenhet; läggning
vurigheid	disposition; natur; temperament	passion

Cross Translation:

From	To	Via
• natur	→ omgeving	↔ environment — area around something
• natur	→ natuur	↔ nature — essential characteristics
• natur	→ natuur	↔ nature — primitive state of being
• natur	→ natuur	↔ nature — everything related to biological and geographical states
• natur	→ natuur	↔ nature — environment
• natur	→ wildleven	↔ wildlife — animals and plants in their natural environment
• natur	→ natuur	↔ Natur — ein Gebiet, in das der Mensch überhaupt nicht oder nur wenig gestaltend und verändernd eingegriffen hat
• natur	→ natuur	↔ Natur — die Welt der Natur (im Gegensatz zu der durch den Menschen geschaffenen Welt der Kultur)
• natur	→ aard	↔ Natur — die generelle Beschaffenheit einer Sache oder eines Sachverhaltes
• natur	→ aard	↔ Natur — geistige, seelische oder körperliche Charakteristika und Eigenheiten von Personen oder Tieren bzw. deren gesamtes Wesen
• natur	→ natuur; aard; geaardheid; karakter; wezen	↔ nature — ensemble des êtres et des choses, univers. Ensemble en tant qu’ordonné et régir par des lois.