Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. relativpronomen:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor relativpronomen (Zweeds) in het Nederlands

relativpronomen:

relativpronomen [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. relativpronomen (släkting; anhörig; familjemedlem)
    het familielid; de bloedverwant

Vertaal Matrix voor relativpronomen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloedverwant anhörig; familjemedlem; relativpronomen; släkting
familielid anhörig; familjemedlem; relativpronomen; släkting familjemedlem

Wiktionary: relativpronomen

relativpronomen
noun
  1. (grammatica, nld) een voornaamwoord dat een betrekkelijke bijzin inleidt.

Cross Translation:
FromToVia
relativpronomen betrekkelijk voornaamwoord relative pronoun — pronoun that introduces a relative clause