Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. rim:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor rim (Zweeds) in het Nederlands

rim:

rim [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. rim
    de rijm
    • rijm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. rim
    de rijmelarij; het gerijmel
  3. rim
    het rijmpje
    • rijmpje [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. rim (rimord)
    het rijmwoord

Vertaal Matrix voor rim:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gerijmel rim
rijm rim
rijmelarij rim
rijmpje rim
rijmwoord rim; rimord

Wiktionary: rim

rim
noun
  1. een vers waarvan een regel eindigt in een woord dat klankverwantschap vertoont met het einde van een andere regel

Cross Translation:
FromToVia
rim rijm Reim — lautliche Übereinstimmung oder Ähnlichkeit in gleicher Position bei sprachlichen Ausdrücken
rim zin Sinnkein Plural: Zustand, Ausrichtung der Gedanken einer Person
rim rijm; rijp givre — Légère couche de glace dont se couvrent les arbres, les buissons. etc., quand la température devient assez froide pour congeler l’humidité qui est dans l’air.