Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vår:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor vår (Zweeds) in het Nederlands

vår:

vår bijvoeglijk naamwoord

  1. vår (vårt)
    onze
    • onze bijvoeglijk naamwoord
  2. vår
    onzer
    • onzer bijvoeglijk naamwoord

vår [-en] zelfstandig naamwoord

  1. vår
    de lente
    – seizoen waarin planten weer gaan groeien 1
    • lente [de ~] zelfstandig naamwoord
      • in de lente gaan de vogels broeden1
    het voorjaar; voorjaarstijd; de lentetijd

Vertaal Matrix voor vår:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lente vår
lentetijd vår
voorjaar vår
voorjaarstijd vår
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onze vår; vårt
onzer vår

Wiktionary: vår


Cross Translation:
FromToVia
vår voorjaar; lente Frühling — eine der vier Jahreszeiten der gemäßigten Zonen
vår lente Lenzpoetisch: die erste Jahreszeit, Frühling
vår ons unser — Form des Possessivpronomens „unser, uns[e]re, unser“: Zeigt den Besitz, das Eigentum oder die Zugehörigkeit einer Person beziehungsweise Sache zu einer Gruppe an, der der Sprecher angehört
vår ons; onze our — belonging to us
vår het onze; de onze; die van ons ours — that which belongs to us
vår lente; voorjaar spring — first season
vår lente printemps — L’une des quatre saisons de l’année, entre l’hiver et l’été. Dans l’hémisphère nord, le printemps astronomique s’étend du 7 février au 7 mai, l’équinoxe de printemps représentant le milieu du printemps. Le printemps météorologique (demi-saison se trouvant entre les saison

Verwante vertalingen van vår