Overzicht


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor vink (Zweeds) in het Nederlands

vink:

vink [-en] zelfstandig naamwoord

  1. vink (gest; signal; tecken)
    het gebaar; de geste
    • gebaar [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geste [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. vink (fingervisning; påpekande; förslag; tips)
    de wijzer
    • wijzer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. vink (befallning; order; instruktion; )
    de opdracht; de order; de taak; het consigne; het dwangbevel; het bevelschrift

Vertaal Matrix voor vink:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevelschrift anvisning; befallning; instruktion; order; stickreplik; uppgift; vink tjänsteuppdrag
consigne anvisning; befallning; instruktion; order; stickreplik; uppgift; vink instruktion; lösenord; order; uppdrag
dwangbevel anvisning; befallning; instruktion; order; stickreplik; uppgift; vink
gebaar gest; signal; tecken; vink gest; gymnastik
geste gest; signal; tecken; vink
opdracht anvisning; befallning; instruktion; order; stickreplik; uppgift; vink instruktion; kommando; order; uppdrag
order anvisning; befallning; instruktion; order; stickreplik; uppgift; vink befallning; kommando
taak anvisning; befallning; instruktion; order; stickreplik; uppgift; vink Att göra-uppgift; arbete; att göra-poster; hemläxa; hemuppgift; jobb; skoluppgift; uppgift; uppgifter; ärende
wijzer fingervisning; förslag; påpekande; tips; vink
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
order order

Synoniemen voor "vink":