Zweeds

Uitgebreide synoniemen voor bud in het Zweeds

bud:

bud [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. bud
    bud
    • bud [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. bud
    kurir; bud; budbärare
    • kurir [-en] zelfstandig naamwoord
    • bud [-ett] zelfstandig naamwoord
    • budbärare [-en] zelfstandig naamwoord
  3. bud
    bud; åkare; bärare; stadsbud; postiljoner
    • bud [-ett] zelfstandig naamwoord
    • åkare [-en] zelfstandig naamwoord
    • bärare [-en] zelfstandig naamwoord
    • stadsbud [-ett] zelfstandig naamwoord
    • postiljoner zelfstandig naamwoord
  4. bud
    expressbud; bud
    • expressbud zelfstandig naamwoord
    • bud [-ett] zelfstandig naamwoord
  5. bud
    innehavare; bud; bärare
    • innehavare [-en] zelfstandig naamwoord
    • bud [-ett] zelfstandig naamwoord
    • bärare [-en] zelfstandig naamwoord
  6. bud
    bud; bärare; överbringare

Alternatieve synoniemen voor "bud":