Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Ausnehmen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausnehmen (Duits) in het Spaans

Ausnehmen:

Ausnehmen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Ausnehmen
    el desenvolver; el separar
  2. Ausnehmen (Entkleiden; Auskleiden)
    el desvestir; el desnudarse

Vertaal Matrix voor Ausnehmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desenvolver Ausnehmen
desnudarse Auskleiden; Ausnehmen; Entkleiden
desvestir Auskleiden; Ausnehmen; Entkleiden
separar Ausnehmen Abkoppeln; Auseinandergehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desenvolver loswickeln
desnudarse abhängen; abkoppeln; abtrennen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; treiben
desvestir auskleiden; ausziehen; entblättern; entblößen; enthüllen; entkleiden; entledigen; freimachen; strippen
separar abbrechen; abhängen; abkoppeln; abnehmen; abreißen; abräumen; absondern; abspalten; abtrennen; anbrechen; andrehen; auf die Seite legen; aufdröseln; aufgliedern; aufholen; aufknoten; aufknöpfen; auflösen; aufmachen; aufteilen; auftrennen; aus der Fassung bringen; aus einander spleißen; auseinanderfasern; ausfasern; ausfransen; ausfädeln; aushecken; ausholen; auskuppeln; ausmisten; aussondern; beenden; beiseite legen; beiseitelegen; bestürzen; brechen; dividieren; einen Auszug machen; entbinden; entfernen; entfesseln; entheben; entknoten; entkoppeln; entnehmen; enträtseln; entsetzen; entwirren; extrahieren; fortnehmen; freilassen; gliedern; hamstern; horten; isolieren; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losreißen; losziehen; lösen; scheiden; separieren; sich aufteilen; sich teilen; sich trennen; spleißen; splissen; teilen; treiben; trennen; unterbrechen; verwirren; wegholen; wegnehmen; wegreißen; zerbrechen; zerlegen; zerreißen; zurücklegen

Verwante vertalingen van Ausnehmen