Duits
Uitgebreide vertaling voor vervielfachen (Duits) in het Nederlands
vervielfachen:
vervielfachen werkwoord (vervielfache, vervielfachst, vervielfacht, vervielfachte, vervielfachtet, vervielfacht)
-
vervielfachen (vervielfältigen; reproduzieren)
vermenigvuldigen; verveelvoudigen-
vermenigvuldigen werkwoord (vermenigvuldig, vermenigvuldigt, vermenigvuldigde, vermenigvuldigden, vermenigvuldigd)
-
verveelvoudigen werkwoord (verveelvoudig, verveelvoudigt, verveelvoudigde, verveelvoudigden, verveelvoudigd)
-
-
vervielfachen (verdoppeln; multiplizieren; vervielfältigen; vermehren; fälschen; reproduzieren)
reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen-
vermenigvuldigen werkwoord (vermenigvuldig, vermenigvuldigt, vermenigvuldigde, vermenigvuldigden, vermenigvuldigd)
Conjugations for vervielfachen:
Präsens
- vervielfache
- vervielfachst
- vervielfacht
- vervielfachen
- vervielfacht
- vervielfachen
Imperfekt
- vervielfachte
- vervielfachtest
- vervielfachte
- vervielfachten
- vervielfachtet
- vervielfachten
Perfekt
- habe vervielfacht
- hast vervielfacht
- hat vervielfacht
- haben vervielfacht
- habt vervielfacht
- haben vervielfacht
1. Konjunktiv [1]
- vervielfache
- vervielfachest
- vervielfache
- vervielfachen
- vervielfachet
- vervielfachen
2. Konjunktiv
- vervielfachte
- vervielfachtest
- vervielfachte
- vervielfachten
- vervielfachtet
- vervielfachten
Futur 1
- werde vervielfachen
- wirst vervielfachen
- wird vervielfachen
- werden vervielfachen
- werdet vervielfachen
- werden vervielfachen
1. Konjunktiv [2]
- würde vervielfachen
- würdest vervielfachen
- würde vervielfachen
- würden vervielfachen
- würdet vervielfachen
- würden vervielfachen
Diverses
- vervielfach!
- vervielfacht!
- vervielfachen Sie!
- vervielfacht
- vervielfachend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor vervielfachen:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| verdubbelen | Verdoppelung | |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| reproduceren | fälschen; multiplizieren; reproduzieren; verdoppeln; vermehren; vervielfachen; vervielfältigen | kopieren; nachbilden; reproduzieren |
| verdubbelen | fälschen; multiplizieren; reproduzieren; verdoppeln; vermehren; vervielfachen; vervielfältigen | |
| vermenigvuldigen | fälschen; multiplizieren; reproduzieren; verdoppeln; vermehren; vervielfachen; vervielfältigen | fortpflanzen |
| verveelvoudigen | reproduzieren; vervielfachen; vervielfältigen |