Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. übertölpeln:


Duits

Uitgebreide vertaling voor übertölpeln (Duits) in het Nederlands

übertölpeln:

übertölpeln werkwoord

  1. übertölpeln (bemogeln; beschwindeln)
    afzetten; bedotten; tillen
    • afzetten werkwoord (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
    • bedotten werkwoord (bedot, bedotte, bedotten, bedot)
    • tillen werkwoord (til, tilt, tilde, tilden, getild)

Vertaal Matrix voor übertölpeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten Amputation; Amputieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten bemogeln; beschwindeln; übertölpeln abgrenzen; absetzen; abstecken; abstellen; abwerfen; abzäunen; amputieren; ausmachen; ausschalten; aussteigen lassen; begrenzen; beschwindeln; betrogen werden; betrügen; einfassen; einhegen; einsäumen; einzäunen; festlegen; hereinlegen; jemanden prellen; neppen; prellen; schmeißen; stillsetzen; stoppen; säumen; trassieren; umranden; umzäunen; verarschen; werfen; zum Stillstand bringen; übervorteilen
bedotten bemogeln; beschwindeln; übertölpeln
tillen bemogeln; beschwindeln; übertölpeln anheben; aufheben; ausheben; emporheben; erheben; heben; hinaufbringen; hochheben; hochnehmen; hochziehen

Synoniemen voor "übertölpeln":