Duits

Uitgebreide vertaling voor anklagen (Duits) in het Nederlands

anklagen:

anklagen werkwoord (klage an, klagst an, klagt an, klagte an, klagtet an, angeklagt)

  1. anklagen
    beschuldigen; ten laste leggen; aanklagen; betichten
    • beschuldigen werkwoord (beschuldig, beschuldigt, beschuldigde, beschuldigden, beschuldigd)
    • ten laste leggen werkwoord (leg ten laste, legt ten laste, legde ten laste, legden ten laste, ten laste gelegd)
    • aanklagen werkwoord (klaag aan, klaagt aan, klaagde aan, klaagden aan, aangeklaagd)
    • betichten werkwoord (beticht, betichtte, betichtten, beticht)
  2. anklagen (verdächtigen; beschuldigen)
    beschuldigen; verdenken; incrimineren; verdacht maken; betichten
    • beschuldigen werkwoord (beschuldig, beschuldigt, beschuldigde, beschuldigden, beschuldigd)
    • verdenken werkwoord (verdenk, verdenkt, verdacht, verdachten, verdacht)
    • incrimineren werkwoord (incrimineer, incrimineert, incrimineerde, incrimineerden, geïncrimineerd)
    • verdacht maken werkwoord (maak verdacht, maakt verdacht, maakte verdacht, maakten verdacht, verdacht gemaakt)
    • betichten werkwoord (beticht, betichtte, betichtten, beticht)
  3. anklagen (beschuldigen; anschuldigen)
    overdrijven; chargeren
    • overdrijven werkwoord (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)
    • chargeren werkwoord (chargeer, chargeert, chargeerde, chargeerden, gechargeerd)
  4. anklagen (beschuldigen; anschuldigen)
    tenlaste leggen
    • tenlaste leggen werkwoord (leg tenlaste, legt tenlaste, legde tenlaste, legden tenlaste, tenlaste gelegd)

Conjugations for anklagen:

Präsens
  1. klage an
  2. klagst an
  3. klagt an
  4. klagen an
  5. klagt an
  6. klagen an
Imperfekt
  1. klagte an
  2. klagtest an
  3. klagte an
  4. klagten an
  5. klagtet an
  6. klagten an
Perfekt
  1. habe angeklagt
  2. hast angeklagt
  3. hat angeklagt
  4. haben angeklagt
  5. habt angeklagt
  6. haben angeklagt
1. Konjunktiv [1]
  1. klage an
  2. klagest an
  3. klage an
  4. klagen an
  5. klaget an
  6. klagen an
2. Konjunktiv
  1. klagte an
  2. klagtest an
  3. klagte an
  4. klagten an
  5. klagtet an
  6. klagten an
Futur 1
  1. werde anklagen
  2. wirst anklagen
  3. wird anklagen
  4. werden anklagen
  5. werdet anklagen
  6. werden anklagen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde anklagen
  2. würdest anklagen
  3. würde anklagen
  4. würden anklagen
  5. würdet anklagen
  6. würden anklagen
Diverses
  1. klag an!
  2. klagt an!
  3. klagen Sie an!
  4. angeklagt
  5. anklagend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor anklagen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschuldigen Anschuldigen; Anschuldigung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanklagen anklagen
beschuldigen anklagen; beschuldigen; verdächtigen bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen
betichten anklagen; beschuldigen; verdächtigen
chargeren anklagen; anschuldigen; beschuldigen
incrimineren anklagen; beschuldigen; verdächtigen
overdrijven anklagen; anschuldigen; beschuldigen andicken; aufbauschen; aufblasen; übertreiben
ten laste leggen anklagen
tenlaste leggen anklagen; anschuldigen; beschuldigen
verdacht maken anklagen; beschuldigen; verdächtigen
verdenken anklagen; beschuldigen; verdächtigen

Synoniemen voor "anklagen":


Wiktionary: anklagen


Cross Translation:
FromToVia
anklagen voor het gerecht dagen arraign — charge someone in a court of law
anklagen aanklagen indict — to make a formal accusation or indictment
anklagen beschuldigen; aanbrengen; aangeven; klikken; verklikken; aanklagen; betichten accuserdéférer à la justice quelqu’un comme coupable d’un délit, d’un crime.