Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal hochkrempeln

Vertaal hochkrempeln van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hochkrempeln:

Duits

Uitgebreide vertaling voor hochkrempeln (Duits) in het Nederlands

hochkrempeln:

hochkrempeln werkwoord (kremple, krempelst, krempelt, krempelte, krempeltet, hochgekrempelt)

  1. hochkrempeln (aufrollen; aufwinden; aufwickeln)
    opstropen; oprollen
    • opstropen werkwoord (stroop op, stroopt op, stroopte op, stroopten op, opgestroopt)
    • oprollen werkwoord (rol op, rolt op, rolde op, rolden op, opgerold)
  2. hochkrempeln (aufwickeln; beheben; abhelfen; )
    verhelpen
    • verhelpen werkwoord (verhelp, verhelpt, verhielp, verhielpen, verholpen)
  3. hochkrempeln (aufziehen; heben; anziehen; )
    omhoogtrekken
    • omhoogtrekken werkwoord (trek omhoog, trekt omhoog, trok omhoog, trokken omhoog, omhooggetrokken)
  4. hochkrempeln (aufsteigen; aufführen; steigen; )
    opstijgen; omhoogkomen; opvliegen
    • opstijgen werkwoord (stijg op, stijgt op, steeg op, stegen op, opgestegen)
    • omhoogkomen werkwoord (kom omhoog, komt omhoog, kwam omhoog, kwamen omhoog, omhooggekomen)
    • opvliegen werkwoord (vlieg op, vliegt op, vloog op, vlogen op, opgevlogen)

Conjugations for hochkrempeln:

Präsens
  1. kremple
  2. krempelst
  3. krempelt
  4. krempeln
  5. krempelt
  6. krempeln
Imperfekt
  1. krempelte
  2. krempeltest
  3. krempelte
  4. krempelten
  5. krempeltet
  6. krempelten
Perfekt
  1. habe hochgekrempelt
  2. hast hochgekrempelt
  3. hat hochgekrempelt
  4. haben hochgekrempelt
  5. habt hochgekrempelt
  6. haben hochgekrempelt
1. Konjunktiv [1]
  1. krempele
  2. krempelest
  3. krempele
  4. krempelen
  5. krempelet
  6. krempelen
2. Konjunktiv
  1. krempelte
  2. krempeltest
  3. krempelte
  4. krempelten
  5. krempeltet
  6. krempelten
Futur 1
  1. werde hochkrempeln
  2. wirst hochkrempeln
  3. wird hochkrempeln
  4. werden hochkrempeln
  5. werdet hochkrempeln
  6. werden hochkrempeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde hochkrempeln
  2. würdest hochkrempeln
  3. würde hochkrempeln
  4. würden hochkrempeln
  5. würdet hochkrempeln
  6. würden hochkrempeln
Diverses
  1. kremple!
  2. krempelt!
  3. krempelen Sie!
  5. hochgekrempelt
  6. hochkrempelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor hochkrempeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omhoogkomen Abheben; Ansteigen; Aufgehen; Steigen
opstijgen Abheben; Ansteigen; Aufgehen; Steigen
opvliegen Aufbrausen; Auffahren
verhelpen Abhelfen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omhoogkomen abheben; akzelerieren; angehen; anlaufen; ansteigen; anziehen; aufbrechen; aufführen; aufrücken; aufstauben; aufsteigen; aufwallen; aufwehen; aufwerfen; aufwirbeln; aufziehen; davontragen; einläuten; einschnauben; einschnupfen; emporsteigen; erheben; errichten; ersteigen; heben; heraufkommen; heraufsteigen; herausquellen; hinaufgehen; hinaufkommen; hinaufsteigen; hissen; hochkrempeln; hochsteigen; hochziehen; sichheben; sprudeln; starten; steigen; steigern; verkehren; verwirken; wallen aufstehen; heraufkommen; hinaufkommen; sich erheben
omhoogtrekken anziehen; aufziehen; heben; hinaufführen; hissen; hochkrempeln; hochziehen
oprollen aufrollen; aufwickeln; aufwinden; hochkrempeln
opstijgen abheben; akzelerieren; angehen; anlaufen; ansteigen; anziehen; aufbrechen; aufführen; aufrücken; aufstauben; aufsteigen; aufwallen; aufwehen; aufwerfen; aufwirbeln; aufziehen; davontragen; einläuten; einschnauben; einschnupfen; emporsteigen; erheben; errichten; ersteigen; heben; heraufkommen; heraufsteigen; herausquellen; hinaufgehen; hinaufkommen; hinaufsteigen; hissen; hochkrempeln; hochsteigen; hochziehen; sichheben; sprudeln; starten; steigen; steigern; verkehren; verwirken; wallen abfliegen; abheben; aufsteigen; emporsteigen; fortfliegen; hinaufsteigen; wegfliegen
opstropen aufrollen; aufwickeln; aufwinden; hochkrempeln
opvliegen abheben; akzelerieren; angehen; anlaufen; ansteigen; anziehen; aufbrechen; aufführen; aufrücken; aufstauben; aufsteigen; aufwallen; aufwehen; aufwerfen; aufwirbeln; aufziehen; davontragen; einläuten; einschnauben; einschnupfen; emporsteigen; erheben; errichten; ersteigen; heben; heraufkommen; heraufsteigen; herausquellen; hinaufgehen; hinaufkommen; hinaufsteigen; hissen; hochkrempeln; hochsteigen; hochziehen; sichheben; sprudeln; starten; steigen; steigern; verkehren; verwirken; wallen auffliegen; aufwehen; aufwirbeln; hinauffliegen
verhelpen abhelfen; abstellen; anmachen; aufrollen; aufwickeln; beheben; eindrehen; emporheben; heben; hochbinden; hochkrempeln; hochnehmen; lernen; staken; strecken

Synoniemen voor "hochkrempeln":

  • aufkrempeln







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0396 seconde
Page rendered in 1.0 seconds