Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: borgen

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: borgen

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. borgen:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. borgen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor borgen (Duits) in het Zweeds

borgen:

borgen werkwoord (borge, borgst, borgt, borgte, borgtet, geborgt)

  1. borgen (entlehnen; leihen; ziehen; )
    draga; erhålla; vinna; hämma; inhösta
    • draga werkwoord (drar, drog, dragit)
    • erhålla werkwoord (erhåller, erhöll, erhållit)
    • vinna werkwoord (vinner, vann, vunnit)
    • hämma werkwoord (hämmar, hämmade, hämmat)
    • inhösta werkwoord (inhöstar, inhöstade, inhöstat)

Conjugations for borgen:

Präsens
  1. borge
  2. borgst
  3. borgt
  4. borgen
  5. borgt
  6. borgen
Imperfekt
  1. borgte
  2. borgtest
  3. borgte
  4. borgten
  5. borgtet
  6. borgten
Perfekt
  1. habe geborgt
  2. hast geborgt
  3. hat geborgt
  4. haben geborgt
  5. habt geborgt
  6. haben geborgt
1. Konjunktiv [1]
  1. borge
  2. borgest
  3. borge
  4. borgen
  5. borget
  6. borgen
2. Konjunktiv
  1. borgte
  2. borgtest
  3. borgte
  4. borgten
  5. borgtet
  6. borgten
Futur 1
  1. werde borgen
  2. wirst borgen
  3. wird borgen
  4. werden borgen
  5. werdet borgen
  6. werden borgen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde borgen
  2. würdest borgen
  3. würde borgen
  4. würden borgen
  5. würdet borgen
  6. würden borgen
Diverses
  1. borg!
  2. borgt!
  3. borgen Sie!
  5. geborgt
  6. borgend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor borgen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draga abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen dreggen; fortziehen; kämpfen; reißen; ringen; schleppen; schwingen; tragen; wuchten; zerren; ziehen
erhålla abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen annehmen; bekommen; empfangen; entgegenehmen; erhalten; gewinnen; hinnehmen; in Empfang nehmen; kriegen; siegen
hämma abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen Blut stillen; anhalten; aufhalten; aufhören; aufschieben; beeinträchtigen; behindern; belästigen; bremsen; entgegentreten; entgegenwirken; hemmen; hinausschieben; hindern; stillen; stoppen; stören; unterbrechen; vereiteln; verhindern; verspäten; verzögern; zaudern; zögern
inhösta abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen
vinna abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen bekommen; davontragen; einholen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; schlagen; siegen; triumphieren; überholen; überwinden

Synoniemen voor "borgen":


Wiktionary: borgen

borgen
verb
  1. leihen, verleihen, etwas gegen Versprechen hergeben, jemandem vorübergehend etwas geben
  2. leihen, sich etwas gegen Versprechen hergeben lassen, von jemandem vorübergehend etwas nehmen
Cross Translation:
FromToVia
• borgen → låna; låna ut ↔ lend — to allow to be used temporarily
• borgen → låna ↔ emprunter — Demander et recevoir en prêt, obtenir à titre de prêt.
• borgen → låna ↔ prêter — Fournir une chose sous condition que celui qui la reçoit la rendra. (Sens général).



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor borgen (Zweeds) in het Duits

borgen:

borgen zelfstandig naamwoord

  1. borgen (garanti; säkerhet; pant)
    die Bürgschaft; die Gewähr; die Bürge; die Garantie; Pfand; Unterpfand; die Sicherheit; der Garantieschein
  2. borgen (borgenssumma)
    die Kaution; die Kautionssumme
  3. borgen
    die Sicherheitsleistung; Unterpfand; die Kaution; die Bürgschaft; die Sicherheit; Pfand

Vertaal Matrix voor borgen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bürge borgen; garanti; pant; säkerhet
Bürgschaft borgen; garanti; pant; säkerhet förbindelse; förpliktelse; skuldsedel
Garantie borgen; garanti; pant; säkerhet fasthet; garanti; garantibevis; gratis kundtjänst; säkerhet; säkerhetsbevis
Garantieschein borgen; garanti; pant; säkerhet garanti; garantibevis; kontrollstämpel; stämpel; säkerhetsbevis
Gewähr borgen; garanti; pant; säkerhet garanti; säkerhetsbevis
Kaution borgen; borgenssumma förbindelse; förpliktelse; skuldsedel
Kautionssumme borgen; borgenssumma
Pfand borgen; garanti; pant; säkerhet bygge; deposition; fasthet; säkerhet
Sicherheit borgen; garanti; pant; säkerhet beslutsamhet; bestämdhet; beständighet; fasthet; föresats; obestridlighet; oomtvistlighet; pålitlighet; skydd; soliditet; stabilitet; säkerhet; säkerkt; trygghet; utan fel
Sicherheitsleistung borgen säkerhetsstadga
Unterpfand borgen; garanti; pant; säkerhet bygge
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Sicherheit Säkerhet

Synoniemen voor "borgen":


Wiktionary: borgen

borgen
  1. eine vereinbarte Sicherheitsleistung
noun
  1. Garantie, Gewähr
Cross Translation:
FromToVia
• borgen → Sicherheit ↔ security — something that secures the fulfillment of an obligation







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0824 seconde
Page rendered in 1.0 seconds