Engels

Uitgebreide synoniemen voor wit in het Engels

wit:

wit [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the wit
    – mental ability 1
    the brain; the mentality; the wit; the brainpower; the mental capacity; the learning ability
    – mental ability 1
    • brain [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he's got plenty of brains but no common sense1
    • mentality [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • brainpower [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mental capacity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • learning ability [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the wit
    – a message whose ingenuity or verbal skill or incongruity has the power to evoke laughter 1
    the humour; the wit; the witticism; the wittiness; the humor
    – a message whose ingenuity or verbal skill or incongruity has the power to evoke laughter 1
    • humour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • wit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • witticism [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wittiness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • humor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  3. the wit
    – a witty amusing person who makes jokes 1
    the card; the wag; the wit
    – a witty amusing person who makes jokes 1
    • card [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wag [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wit [the ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "wit":


Verwante definities voor "wit":

  1. mental ability1
  2. a message whose ingenuity or verbal skill or incongruity has the power to evoke laughter1
  3. a witty amusing person who makes jokes1

Verwante synoniemen voor wit