Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. controller:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. controller:


Engels

Uitgebreide vertaling voor controller (Engels) in het Nederlands

controller:

controller [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the controller
    – The part of a test rig that distributes tests to agent computers and collects test results. 1
    de controller

Vertaal Matrix voor controller:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
controller controller
- accountant; comptroller; control; restrainer
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- checker; comptroller; controller input-output; inspector; supervisor

Synoniemen voor "controller":


Verwante definities voor "controller":

  1. a mechanism that controls the operation of a machine2
    • the speed controller on his turntable was not working properly2
  2. someone who maintains and audits business accounts2
  3. a person who directs and restrains2
  4. The part of a test rig that distributes tests to agent computers and collects test results.1
  5. A device that other devices rely on for access to a computer subsystem. A disk controller, for example, controls access to one or more disk drives, managing physical and logical access to the drive or drives.1

Wiktionary: controller

controller
noun
  1. iemand die belast is met de controle
  2. beroep|nld iemand die verifieert, een ambtenaar die de echtheid van opgaven voor belastingen e.d. moet onderzoeken

Verwante vertalingen van controller



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor controller (Nederlands) in het Engels

controller:

controller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de controller
    the controller
    – The part of a test rig that distributes tests to agent computers and collects test results. 1

Vertaal Matrix voor controller:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
controller controller