Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. sprint:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. sprint:
  2. sprinten:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor sprint (Engels) in het Nederlands

sprint:

to sprint werkwoord (sprints, sprinted, sprinting)

  1. to sprint (run; race)
    rennen; hardlopen
    • rennen werkwoord (ren, rent, rende, renden, gerend)
    • hardlopen werkwoord (loop hard, loopt hard, liep hard, liepen hard, hardgelopen)
  2. to sprint (run; scamper; rush; race)
    hard rennen; pezen; sprinten; hollen; draven
    • hard rennen werkwoord
    • pezen werkwoord (pees, peest, peesde, peesden, gepeesd)
    • sprinten werkwoord (sprint, sprintte, sprintten, gesprint)
    • hollen werkwoord (hol, holt, holde, holden, gehold)
    • draven werkwoord (draaf, draaft, draafde, draafden, gedraafd)

Conjugations for sprint:

present
  1. sprint
  2. sprint
  3. sprints
  4. sprint
  5. sprint
  6. sprint
simple past
  1. sprinted
  2. sprinted
  3. sprinted
  4. sprinted
  5. sprinted
  6. sprinted
present perfect
  1. have sprinted
  2. have sprinted
  3. has sprinted
  4. have sprinted
  5. have sprinted
  6. have sprinted
past continuous
  1. was sprinting
  2. were sprinting
  3. was sprinting
  4. were sprinting
  5. were sprinting
  6. were sprinting
future
  1. shall sprint
  2. will sprint
  3. will sprint
  4. shall sprint
  5. will sprint
  6. will sprint
continuous present
  1. am sprinting
  2. are sprinting
  3. is sprinting
  4. are sprinting
  5. are sprinting
  6. are sprinting
subjunctive
  1. be sprinted
  2. be sprinted
  3. be sprinted
  4. be sprinted
  5. be sprinted
  6. be sprinted
diverse
  1. sprint!
  2. let's sprint!
  3. sprinted
  4. sprinting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

sprint [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the sprint
    de sprint; ren over korte afstand
  2. the sprint (spurt; spirt)
    de spurt; de sprint
    • spurt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • sprint [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sprint:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draven trotting
hardlopen racing; running
hollen racing; running
ren over korte afstand sprint
rennen racing; running
sprint spirt; sprint; spurt
spurt spirt; sprint; spurt
- dash
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draven race; run; rush; scamper; sprint
hard rennen race; run; rush; scamper; sprint
hardlopen race; run; sprint
hollen race; run; rush; scamper; sprint race; run; scamper
pezen race; run; rush; scamper; sprint sweat one's guts out; work hard; work like the devil
rennen race; run; sprint race; run; scamper
sprinten race; run; rush; scamper; sprint

Verwante woorden van "sprint":


Synoniemen voor "sprint":


Verwante definities voor "sprint":

  1. a quick run1
  2. run very fast, usually for a short distance1

Wiktionary: sprint

sprint
noun
  1. short race at top speed

Cross Translation:
FromToVia
sprint hollen; rennen rennen — (intransitiv) sich schnell zu Fuß fortbewegen, schnell laufen
sprint spurten; sprinten sprintercourir le plus rapidement possible.

Verwante vertalingen van sprint



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sprint (Nederlands) in het Engels

sprint:

sprint [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de sprint (spurt)
    the spurt; the sprint; the spirt
    • spurt [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sprint [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spirt [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de sprint (ren over korte afstand)
    the sprint
    • sprint [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sprint:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spirt sprint; spurt
sprint ren over korte afstand; sprint; spurt
spurt sprint; spurt
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sprint draven; hard rennen; hardlopen; hollen; pezen; rennen; sprinten
spurt met spuit een medicijn toedienen; spuiten; spurten; uitspuiten

Verwante woorden van "sprint":


Wiktionary: sprint

sprint
noun
  1. short run
  2. short race at top speed

sprinten:

sprinten werkwoord (sprint, sprintte, sprintten, gesprint)

  1. sprinten (hard rennen; pezen; hollen; draven)
    to sprint; to scamper; to run; to rush; to race
    • sprint werkwoord (sprints, sprinted, sprinting)
    • scamper werkwoord (scampers, scampered, scampering)
    • run werkwoord (runs, ran, running)
    • rush werkwoord (rushs, rushed, rushing)
    • race werkwoord (races, raced, racing)

Conjugations for sprinten:

o.t.t.
  1. sprint
  2. sprint
  3. sprint
  4. sprinten
  5. sprinten
  6. sprinten
o.v.t.
  1. sprintte
  2. sprintte
  3. sprintte
  4. sprintten
  5. sprintten
  6. sprintten
v.t.t.
  1. heb gesprint
  2. hebt gesprint
  3. heeft gesprint
  4. hebben gesprint
  5. hebben gesprint
  6. hebben gesprint
v.v.t.
  1. had gesprint
  2. had gesprint
  3. had gesprint
  4. hadden gesprint
  5. hadden gesprint
  6. hadden gesprint
o.t.t.t.
  1. zal sprinten
  2. zult sprinten
  3. zal sprinten
  4. zullen sprinten
  5. zullen sprinten
  6. zullen sprinten
o.v.t.t.
  1. zou sprinten
  2. zou sprinten
  3. zou sprinten
  4. zouden sprinten
  5. zouden sprinten
  6. zouden sprinten
en verder
  1. ben gesprint
  2. bent gesprint
  3. is gesprint
  4. zijn gesprint
  5. zijn gesprint
  6. zijn gesprint
diversen
  1. sprint!
  2. sprintt!
  3. gesprint
  4. sprintend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sprinten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
race hardloopwedstrijd; hardloperij; loop; race; stam; volksstam; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren
run aanval; attaque; bestorming; hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen
rush aanval; attaque; bestorming; drukte; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; offensief; overijling; run; runs; spoed; stormaanval; stormloop; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed; vurigheid
scamper draf; galop; gang van een paard; snelle gang
sprint ren over korte afstand; sprint; spurt
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
race draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten hardlopen; hardrijden; hollen; motorracen; racen; rennen; sjezen; snel gaan
run draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten administreren; beheren; besturen; gaan; gulpen; gutsen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; lopen; racen; rennen; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven
rush draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
scamper draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten hollen; racen; rennen
sprint draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten hardlopen; rennen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rush rieten

Verwante woorden van "sprinten":


Wiktionary: sprinten

sprinten
verb
  1. to run short distance

Cross Translation:
FromToVia
sprinten sprint sprintercourir le plus rapidement possible.