Engels

Uitgebreide vertaling voor disperse (Engels) in het Nederlands

disperse:

to disperse werkwoord (disperses, dispersed, dispersing)

  1. to disperse (swarm around; fan out; hive off; swarm about)
    verspreiden; zich verspreiden; uitzwermen; uitwaaieren; waaieren
    • verspreiden werkwoord (verspreid, verspreidt, verspreidde, verspreidden, verspreid)
    • zich verspreiden werkwoord
    • uitzwermen werkwoord (zwerm uit, zwermt uit, zwermde uit, zwermden uit, uitgezwermd)
    • uitwaaieren werkwoord (waaier uit, waaiert uit, waaierde uit, waaierden uit, uitgewaaierd)
    • waaieren werkwoord (waaier, waaiert, waaierde, waaierden, gewaaierd)
  2. to disperse (sprinkle; spread; scatter; )
    verspreiden; rondstrooien; verdeler; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verstrooien
    • verspreiden werkwoord (verspreid, verspreidt, verspreidde, verspreidden, verspreid)
    • rondstrooien werkwoord (strooi rond, strooit rond, strooide rond, strooiden rond, rondgestrooid)
    • verdeler werkwoord
    • uitzaaien werkwoord (zaai uit, zaait uit, zaaide uit, zaaiden uit, uitgezaaid)
    • uitzenden werkwoord (zend uit, zendt uit, zond uit, zonden uit, uitgezonden)
    • verbreiden werkwoord (verbreid, verbreidt, verbreidde, verbreidden, verbreid)
    • verbreider werkwoord
    • verstrooien werkwoord
  3. to disperse (expel; dispel; oust)
    verdrijven; verjagen; wegjagen; wegdrijven
    • verdrijven werkwoord (verdrijf, verdrijft, verdreef, verdreven, verdreven)
    • verjagen werkwoord (verjaag, verjaagt, verjaagde, verjaagden, verjaagd)
    • wegjagen werkwoord (jaag weg, jaagt weg, joeg weg, joegen weg, weggejaagd)
    • wegdrijven werkwoord (drijf weg, drijft weg, dreef weg, dreven weg, weggedreven)
  4. to disperse (scatter; dissipate; break up)
    uiteendrijven
    • uiteendrijven werkwoord (drijf uiteen, drijft uiteen, dreef uiteen, dreven uiteen, uiteengedreven)
  5. to disperse (scatter; dissipate; break up)
    uiteenvliegen; uiteenstuiven; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen
    • uiteenvliegen werkwoord (vlieg uiteen, vliegt uiteen, vloog uiteen, vlogen uiteen, uiteengevlogen)
    • uiteenstuiven werkwoord (stuif uiteen, stuift uiteen, stuifte uiteen, stuiften uiteen, uiteengestuift)
    • uit elkaar stuiven werkwoord (stuif uit elkaar, stuift uit elkaar, stoof uit elkaar, stoven uit elkaar, uit elkaar gestoven)
    • uit elkaar vliegen werkwoord (vlieg uit elkaar, vliegt uit elkaar, vloog uit elkaar, vlogen uit elkaar, uit elkaar gevlogen)

Conjugations for disperse:

present
  1. disperse
  2. disperse
  3. disperses
  4. disperse
  5. disperse
  6. disperse
simple past
  1. dispersed
  2. dispersed
  3. dispersed
  4. dispersed
  5. dispersed
  6. dispersed
present perfect
  1. have dispersed
  2. have dispersed
  3. has dispersed
  4. have dispersed
  5. have dispersed
  6. have dispersed
past continuous
  1. was dispersing
  2. were dispersing
  3. was dispersing
  4. were dispersing
  5. were dispersing
  6. were dispersing
future
  1. shall disperse
  2. will disperse
  3. will disperse
  4. shall disperse
  5. will disperse
  6. will disperse
continuous present
  1. am dispersing
  2. are dispersing
  3. is dispersing
  4. are dispersing
  5. are dispersing
  6. are dispersing
subjunctive
  1. be dispersed
  2. be dispersed
  3. be dispersed
  4. be dispersed
  5. be dispersed
  6. be dispersed
diverse
  1. disperse!
  2. let's disperse!
  3. dispersed
  4. dispersing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor disperse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verbreider distributor; propagator
verdeler distributor; propagator
verjagen chasing away
wegdrijven drifting away; floating away
wegjagen chasing away
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rondstrooien cast around; disperse; scatter; sow; spread; sprinkle; strew about; toss about
uit elkaar stuiven break up; disperse; dissipate; scatter
uit elkaar vliegen break up; disperse; dissipate; scatter
uiteendrijven break up; disperse; dissipate; scatter
uiteenstuiven break up; disperse; dissipate; scatter
uiteenvliegen break up; disperse; dissipate; scatter
uitwaaieren disperse; fan out; hive off; swarm about; swarm around fan out
uitzaaien cast around; disperse; scatter; sow; spread; sprinkle; strew about; toss about disseminate; metastasise; metastasize; sow
uitzenden cast around; disperse; scatter; sow; spread; sprinkle; strew about; toss about broadcast; emanate; emit; employ; exude; hire; send out; set to work
uitzwermen disperse; fan out; hive off; swarm about; swarm around
verbreiden cast around; disperse; scatter; sow; spread; sprinkle; strew about; toss about add; add on to; build out; expand; extend; make generally known; swell; widen
verbreider cast around; disperse; scatter; sow; spread; sprinkle; strew about; toss about
verdeler cast around; disperse; scatter; sow; spread; sprinkle; strew about; toss about
verdrijven dispel; disperse; expel; oust ban; banish; dispel; drive away; drive off; drive out; exile; exorcise; exorcize; expel; ostracise; ostracize; repel
verjagen dispel; disperse; expel; oust ban; banish; dispel; drive away; drive off; drive out; exile; exorcise; exorcize; expel; ostracise; ostracize; repel
verspreiden cast around; disperse; fan out; hive off; scatter; sow; spread; sprinkle; strew about; swarm about; swarm around; toss about make generally known
verstrooien cast around; disperse; scatter; sow; spread; sprinkle; strew about; toss about
waaieren disperse; fan out; hive off; swarm about; swarm around
wegdrijven dispel; disperse; expel; oust
wegjagen dispel; disperse; expel; oust ban; banish; dispel; drive away; drive off; drive out; exile; exorcise; exorcize; expel; ostracise; ostracize; push on; repel
zich verspreiden disperse; fan out; hive off; swarm about; swarm around
- break up; dispel; dissipate; dot; dust; scatter; spread out; sprinkle
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- be dispersed; be scattered

Verwante woorden van "disperse":


Synoniemen voor "disperse":


Verwante definities voor "disperse":

  1. cause to separate1
    • disperse particles1
  2. distribute loosely1
  3. separate (light) into spectral rays1
    • the prosm disperses light1
  4. move away from each other1
    • The crowds dispersed1
  5. to cause to separate and go in different directions1

Wiktionary: disperse

disperse
verb
  1. to scatter

Cross Translation:
FromToVia
disperse strooien; rondstrooien; uiteennemen disperser — Traductions à trier suivant le sens
disperse opmaken; verdoen; verklungelen; verkwisten; vermorsen; verspillen; uiteendrijven; uiteenjagen; verspreiden; verstrooien dissiperdétruire en disperser.