Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. insurance:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor insurance:
    • verzekeringen


Engels

Uitgebreide vertaling voor insurance (Engels) in het Nederlands

insurance:

insurance [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the insurance (assurance)
    de verzekering; de assurantie
  2. the insurance
    de verzekering

Vertaal Matrix voor insurance:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assurantie assurance; insurance
verzekering assurance; insurance
- indemnity; insurance policy; policy

Verwante woorden van "insurance":

  • insurances

Synoniemen voor "insurance":


Verwante definities voor "insurance":

  1. written contract or certificate of insurance1
  2. promise of reimbursement in the case of loss; paid to people or companies so concerned about hazards that they have made prepayments to an insurance company1
  3. protection against future loss1

Wiktionary: insurance

insurance
noun
  1. verzekering
  2. overeenkomst waarmee men zorgt voor vergoeding van schade, diefstal e.d. door het betalen van een premie aan degene die verzekert

Verwante vertalingen van insurance