Nación in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

nación:
- staat; land; rijk; natie; mensen; volk
Wiktionary:
- nación → natie
- nación → natie, koningschap, rijk, staat, bestuur, bewind, heerschappij, regering

Spaans

Uitgebreide vertaling voor nación (Spaans) in het Nederlands

la nación (Estado; estado; administración; autoridades)
de staat; het land; het rijk; de natie
- staat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- land [het ~] zelfstandig naamwoord
- rijk [het ~] zelfstandig naamwoord
- natie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la nación (personas; gente; pueblo; miembros; seres)
de mensen
- mensen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
la nación (pueblo; gente; seres; personas)
het volk; de natie
- volk [het ~] zelfstandig naamwoord
- natie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
land	Estado; administración; autoridades; estado; nación	campo; paisaje; país; tierra
mensen	gente; miembros; nación; personas; pueblo; seres
natie	Estado; administración; autoridades; estado; gente; nación; personas; pueblo; seres
rijk	Estado; administración; autoridades; estado; nación	reino
staat	Estado; administración; autoridades; estado; nación	Estado; catálogo; condición; condición en que se halla alguien o algo; enumeración; especificación; estado; estado de ánimo; humor; inventario; lista; situación
volk	gente; nación; personas; pueblo; seres
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
rijk		acaudalado; adinerado; rico; riquísimo

nación

noun

een groep mensen die zich door gemeenschappelijke taal, cultuur of politieke geschiedenis verbonden voelt
- natie → nación

Cross Translation:

From	To	Via
• nación	→ natie	↔ nation — community of people
• nación	→ natie	↔ Nation — Gemeinschaft von Menschen, die durch eine gemeinsame Sprache, Kultur oder ein gemeinsames Territorium verbunden sind
• nación	→ natie	↔ Nation — Staat
• nación	→ koningschap; rijk; staat; bestuur; bewind; heerschappij; regering	↔ règne — exercice du pouvoir souverain dans un état monarchique.