Avoir le dessus in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

avoir le dessus:
- overheersen; domineren; de overhand hebben; iemand eronder krijgen

Frans

Uitgebreide vertaling voor avoir le dessus (Frans) in het Nederlands

avoir le dessus (dominer; contrôler; maîtriser; l'emporter sur)
overheersen; domineren; de overhand hebben
- overheersen werkwoord (overheers, overheerst, overheerste, overheersten, overheerst)
- domineren werkwoord (domineer, domineert, domineerde, domineerden, gedomineerd)
- de overhand hebben werkwoord (heb de overhand, hebt de overhand, heeft de overhand, had de overhand, hadden de overhand, de overhand gehad)
avoir le dessus
iemand eronder krijgen
- iemand eronder krijgen werkwoord

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
de overhand hebben	avoir le dessus; contrôler; dominer; l'emporter sur; maîtriser	dominer; gouverner; régner
domineren	avoir le dessus; contrôler; dominer; l'emporter sur; maîtriser
iemand eronder krijgen	avoir le dessus
overheersen	avoir le dessus; contrôler; dominer; l'emporter sur; maîtriser	commander; diriger; dominer; gouverner; maîtriser; régir; régner