Frans

Uitgebreide vertaling voor confirmer (Frans) in het Nederlands

confirmer:

confirmer werkwoord (confirme, confirmes, confirmons, confirmez, )

  1. confirmer (approuver; souscire à; adhérer à; consentir)
    bevestigen; onderschrijven; beamen; staven
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • onderschrijven werkwoord (onderschrijf, onderschrijft, onderschreef, onderschreven, onderschreven)
    • beamen werkwoord (beaam, beaamt, beaamde, beaamden, beaamd)
    • staven werkwoord (staaf, staaft, staafte, staaften, gestaafd)
  2. confirmer (ratifier; valider; sceller; entériner)
    goedkeuren; bevestigen; bekrachtigen; homologeren; bezegelen
    • goedkeuren werkwoord (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • bekrachtigen werkwoord (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • homologeren werkwoord (homologeer, homologeert, homologeerde, homologeerden, gehomologeerd)
    • bezegelen werkwoord (bezegel, bezegelt, bezegelde, bezegelden, bezegeld)
  3. confirmer (prouver; démontrer; montrer; )
    aantonen; bewijzen; staven
    • aantonen werkwoord (toon aan, toont aan, toonde aan, toonden aan, aangetoond)
    • bewijzen werkwoord (bewijs, bewijst, bewees, bewezen, bewezen)
    • staven werkwoord (staaf, staaft, staafte, staaften, gestaafd)
  4. confirmer (ratifier; authentifier; valider; entériner; authentiquer)
    certificeren; bekrachtigen; waarmerken; bestempelen; merken
    • certificeren werkwoord (certificeer, certificeert, certificeerde, certificeerden, gecertificeerd)
    • bekrachtigen werkwoord (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • waarmerken werkwoord (waarmerk, waarmerkt, waarmerkte, waarmerkten, gewaarmerkt)
    • bestempelen werkwoord (bestempel, bestempelt, bestempelde, bestempelden, bestempeld)
    • merken werkwoord (merk, merkt, merkte, merkten, gemerkt)
  5. confirmer (considérer comme habituel; accepter)
    als gangbaar erkennen; waarmerken

Conjugations for confirmer:

Présent
  1. confirme
  2. confirmes
  3. confirme
  4. confirmons
  5. confirmez
  6. confirment
imparfait
  1. confirmais
  2. confirmais
  3. confirmait
  4. confirmions
  5. confirmiez
  6. confirmaient
passé simple
  1. confirmai
  2. confirmas
  3. confirma
  4. confirmâmes
  5. confirmâtes
  6. confirmèrent
futur simple
  1. confirmerai
  2. confirmeras
  3. confirmera
  4. confirmerons
  5. confirmerez
  6. confirmeront
subjonctif présent
  1. que je confirme
  2. que tu confirmes
  3. qu'il confirme
  4. que nous confirmions
  5. que vous confirmiez
  6. qu'ils confirment
conditionnel présent
  1. confirmerais
  2. confirmerais
  3. confirmerait
  4. confirmerions
  5. confirmeriez
  6. confirmeraient
passé composé
  1. ai confirmé
  2. as confirmé
  3. a confirmé
  4. avons confirmé
  5. avez confirmé
  6. ont confirmé
divers
  1. confirme!
  2. confirmez!
  3. confirmons!
  4. confirmé
  5. confirmant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

confirmer

  1. confirmer
    bevestigen
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)

Vertaal Matrix voor confirmer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
homologeren homologuer
staven barrages; barreaux; barres; barrières; grilles
waarmerken cachets; estampilles; poinçons; scellés; timbres
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantonen attester; confirmer; démontrer; faire ses preuves; faire voir; justifier; manifester; mettre en evidence; montrer; prouver; vérifier; établir l'existence de
als gangbaar erkennen accepter; confirmer; considérer comme habituel
beamen adhérer à; approuver; confirmer; consentir; souscire à
bekrachtigen authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider
bestempelen authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; valider appeler; mentionner; nommer
bevestigen adhérer à; approuver; confirmer; consentir; entériner; ratifier; sceller; souscire à; valider agrafer; assujettir; attacher; attacher à qc; boutonner; caler; coller; ficeler; fixer; installer; lier; marquer; mettre; mettre à l'attache; nouer; parapher; poser; rattacher; renforcer; timbrer
bewijzen attester; confirmer; démontrer; faire ses preuves; faire voir; justifier; manifester; mettre en evidence; montrer; prouver; vérifier; établir l'existence de
bezegelen confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider cacheter; sceller
certificeren authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; valider
goedkeuren confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider admettre; agréer; approuver; autoriser; concéder; consentir; consentir à; donner le feu vert à; déclarer bon; habiliter; homologuer; laisser; permettre; ratifier; rendre légitime; tolérer
homologeren confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider
merken authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; valider apercevoir; cocher; constater; distinguer; marquer; marquer d'une croix; observer; percevoir; pointer; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; signaler; voir
onderschrijven adhérer à; approuver; confirmer; consentir; souscire à
staven adhérer à; approuver; attester; confirmer; consentir; démontrer; faire ses preuves; faire voir; justifier; manifester; mettre en evidence; montrer; prouver; souscire à; vérifier; établir l'existence de
waarmerken accepter; authentifier; authentiquer; confirmer; considérer comme habituel; entériner; ratifier; valider
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
goedkeuren autoriser

Synoniemen voor "confirmer":


Wiktionary: confirmer

confirmer
verb
  1. Faire persister quelqu’un dans une opinion, dans une résolution, l’affermir dans cette opinion, dans cette résolution.
confirmer
verb
  1. kracht van wet geven
  2. zeggen dat iets is zoals gevraagd is of verondersteld wordt
  3. handel|nld (schriftelijk) bevestigen, bekrachtigen

Cross Translation:
FromToVia
confirmer bevestigen; beamen confirm — to assure
confirmer bekrachtigen; affirmeren; versterken bekräftigen — (transitiv) etwas mit Nachdruck bestätigen
confirmer bevestigen bestätigen — den Wahrheitsgehalt einer Aussage oder eines Sachverhalts bejahen oder zumindest erhärten

Verwante vertalingen van confirmer