Habituel in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

habituel:
- gebruikelijk; gangbaar; gewoon; gemeen; normaal; courant; traditioneel; volgens de traditie; traditiegetrouw; laag; laag-bij-de-grond; onedel; laaghartig
Wiktionary:
- habituel → gebruikelijk, gewoon, habitueel
- habituel → gewoon, gebruikelijk

Frans

Uitgebreide vertaling voor habituel (Frans) in het Nederlands

habituel:

habituel bijvoeglijk naamwoord

habituel (normal; ordinaire; commun; courant; d'usage)
gebruikelijk; gangbaar; gewoon; gemeen; normaal
- gebruikelijk bijvoeglijk naamwoord
- gangbaar bijvoeglijk naamwoord
- gewoon bijvoeglijk naamwoord
- gemeen bijvoeglijk naamwoord
- normaal bijvoeglijk naamwoord
habituel (courant; commun; normal; mondain; usuel; banal; à la mode; dernier cri; généralement admis; de mise; vendable; ayant cours; négociable; d'usage)
gebruikelijk; courant; gangbaar; gewoon
- gebruikelijk bijvoeglijk naamwoord
- courant bijvoeglijk naamwoord
- gangbaar bijvoeglijk naamwoord
- gewoon bijvoeglijk naamwoord
habituel (normal; généralement admis; courant; usuel; commun; de mise; d'usage)
normaal; gewoon
- normaal bijvoeglijk naamwoord
- gewoon bijvoeglijk naamwoord
habituel (traditionnel; traditionnellement; depuis de longues années)
traditioneel; volgens de traditie; traditiegetrouw
- traditioneel bijvoeglijk naamwoord
- volgens de traditie bijvoeglijk naamwoord
- traditiegetrouw bijvoeglijk naamwoord
habituel (bas; basse; méchant; mauvais; méprisable; ordinaire; peu élevé; ignoblement; quotidien; odieux; ignoble; bassement; vachement; généralement admis; courant; vil; infect; ordinairement; déshonorant; normal; infâme; usuel; honteusement; d'usage; sans scrupules; odieusement)
laag; laag-bij-de-grond; gemeen; onedel; laaghartig
- laag bijvoeglijk naamwoord
- laag-bij-de-grond bijvoeglijk naamwoord
- gemeen bijvoeglijk naamwoord
- onedel bijvoeglijk naamwoord
- laaghartig bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor habituel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
courant		journal; quotidien
laag		couche; couche de protection; degré; enduit; gradation; mesure; niveau; norme; plan; section; échelon
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
courant	ayant cours; banal; commun; courant; d'usage; de mise; dernier cri; généralement admis; habituel; mondain; normal; négociable; usuel; vendable; à la mode
gangbaar	ayant cours; banal; commun; courant; d'usage; de mise; dernier cri; généralement admis; habituel; mondain; normal; négociable; ordinaire; usuel; vendable; à la mode
gebruikelijk	ayant cours; banal; commun; courant; d'usage; de mise; dernier cri; généralement admis; habituel; mondain; normal; négociable; ordinaire; usuel; vendable; à la mode
gemeen	bas; basse; bassement; commun; courant; d'usage; déshonorant; généralement admis; habituel; honteusement; ignoble; ignoblement; infect; infâme; mauvais; méchant; méprisable; normal; odieusement; odieux; ordinaire; ordinairement; peu élevé; quotidien; sans scrupules; usuel; vachement; vil	bas; bassement; faux; fieffé; fourbe; futé; félon; hypocrite; ignoble; ignoblement; infâme; mal; malfaisant; malicieusement; malicieux; malin; mauvais; minable; miteux; mordant; méchant; perfide; perfidement; roué; rusé; sournois; sournoisement; traître; traîtreusement; vil; vilain; vilainement; à l'insu des autres; à la dérobée; âpre
gewoon	ayant cours; banal; commun; courant; d'usage; de mise; dernier cri; généralement admis; habituel; mondain; normal; négociable; ordinaire; usuel; vendable; à la mode	accoutumé; commun; courant; habitué; normal; ordinaire; tout simple
laag	bas; basse; bassement; courant; d'usage; déshonorant; généralement admis; habituel; honteusement; ignoble; ignoblement; infect; infâme; mauvais; méchant; méprisable; normal; odieusement; odieux; ordinaire; ordinairement; peu élevé; quotidien; sans scrupules; usuel; vachement; vil	abject; avec mépris; bas; d'un air méprisant; d'un ton méprisant; dédaigneusement; dédaigneux; ignoble; indigne; indignement; infâme; méprisable; méprisant; odieux; pas haut; profond; situé bas; sous le vent; sur un ton méprisant; vil
laaghartig	bas; basse; bassement; courant; d'usage; déshonorant; généralement admis; habituel; honteusement; ignoble; ignoblement; infect; infâme; mauvais; méchant; méprisable; normal; odieusement; odieux; ordinaire; ordinairement; peu élevé; quotidien; sans scrupules; usuel; vachement; vil
normaal	commun; courant; d'usage; de mise; généralement admis; habituel; normal; ordinaire; usuel
onedel	bas; basse; bassement; courant; d'usage; déshonorant; généralement admis; habituel; honteusement; ignoble; ignoblement; infect; infâme; mauvais; méchant; méprisable; normal; odieusement; odieux; ordinaire; ordinairement; peu élevé; quotidien; sans scrupules; usuel; vachement; vil
traditiegetrouw	depuis de longues années; habituel; traditionnel; traditionnellement
traditioneel	depuis de longues années; habituel; traditionnel; traditionnellement
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
laag-bij-de-grond	bas; basse; bassement; courant; d'usage; déshonorant; généralement admis; habituel; honteusement; ignoble; ignoblement; infect; infâme; mauvais; méchant; méprisable; normal; odieusement; odieux; ordinaire; ordinairement; peu élevé; quotidien; sans scrupules; usuel; vachement; vil	banal; bas; basse; bassement; cochon; crapuleusement; crapuleux; dégueulasse; grossier; grossière; grossièrement; ignoble; ignoblement; infect; infâme; malpropre; méchant; méprisable; sale; trivial; vil; vilain; vulgaire
volgens de traditie	depuis de longues années; habituel; traditionnel; traditionnellement

Synoniemen voor "habituel":

abonné; coutumier; habitué; attitré; patenté; encroûté; abruti; routinier; rebattu; accoutumé; arriéré; familier; intime; domestique; connu; ordinaire; normal; quotidien; simple; amical; usuel; facile; aisé; fréquent; général; commun; constant; courant; collectif; universel; global; unanime; total; vague; indécis; machinal; traditionnel; rituel; consacré; banal; perpétuel; continuel; incessant; éternel; infini; ininterrompu; continu; durable; répandu; classique; usité; orthodoxe; usé

Wiktionary: habituel

habituel

adjective

Qui est devenu une habitude, qui est passé en habitude.
- habituel → gebruikelijk; gewoon

habituel

adjective

uit gewoonte
- habitueel → habituel

Cross Translation:

From	To	Via
• habituel	→ gewoon	↔ usual — most commonly occurring
• habituel	→ gebruikelijk	↔ üblich — gewöhnlich oder häufig auftretend, normal

Verwante vertalingen van habituel

Remove Ads

Vertaal habituel van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor habituel (Frans) in het Nederlands

habituel:

habituel bijvoeglijk naamwoord

habituel (normal; ordinaire; commun; courant; d'usage)

habituel (courant; commun; normal; mondain; usuel; banal; à la mode; dernier cri; généralement admis; de mise; vendable; ayant cours; négociable; d'usage)

habituel (normal; généralement admis; courant; usuel; commun; de mise; d'usage)

habituel (traditionnel; traditionnellement; depuis de longues années)

habituel (bas; basse; méchant; mauvais; méprisable; ordinaire; peu élevé; ignoblement; quotidien; odieux; ignoble; bassement; vachement; généralement admis; courant; vil; infect; ordinairement; déshonorant; normal; infâme; usuel; honteusement; d'usage; sans scrupules; odieusement)

Vertaal Matrix voor habituel:

Synoniemen voor "habituel":

Wiktionary: habituel

Verwante vertalingen van habituel