Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal sangle

Vertaal sangle van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

sangle:
- riem; gordel; draagband; draagriem; singelband
sangler:
- aantrekken; dichttrekken

Frans

Uitgebreide vertaling voor sangle (Frans) in het Nederlands

sangle:

sangle [la ~] zelfstandig naamwoord

la sangle (ceinture; courroie)
de riem; de gordel
- riem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gordel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la sangle (courroie; lanière)
de draagband; de draagriem
- draagband [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- draagriem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la sangle
de singelband
- singelband [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sangle:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
draagband	courroie; lanière; sangle	écharpe
draagriem	courroie; lanière; sangle
gordel	ceinture; courroie; sangle	arrondissement; ceinture; ceinturon; circonscription; contrée; cordon; domaine; mur de rempart; province; région; secteur; section; terrain; zone
riem	ceinture; courroie; sangle	aviron; ceinture; ceinturon; cordon; laisse; lisière; rame
singelband	sangle

Synoniemen voor "sangle":

courroie; lanière; bretelle; attache; transmission; bande; bandage; bandeau; ventrière

sangler:

sangler werkwoord (sangle, sangles, sanglons, sanglez, sanglent, sanglais, sanglait, sanglions, sangliez, sanglaient, sanglai, sanglas, sangla, sanglâmes, sanglâtes, sanglèrent, sanglerai, sangleras, sanglera, sanglerons, sanglerez, sangleront)

sangler (fermer en tirant; tirer; revêtir; serrer; boucler; mettre; passer)
aantrekken; dichttrekken
- aantrekken werkwoord (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
- dichttrekken werkwoord (trek dicht, trekt dicht, trok dicht, trokken dicht, dichtgetrokken)

Conjugations for sangler:

Présent

sangle
sangles
sangle
sanglons
sanglez
sanglent

imparfait

sanglais
sanglais
sanglait
sanglions
sangliez
sanglaient

passé simple

sanglai
sanglas
sangla
sanglâmes
sanglâtes
sanglèrent

futur simple

sanglerai
sangleras
sanglera
sanglerons
sanglerez
sangleront

subjonctif présent

que je sangle
que tu sangles
qu'il sangle
que nous sanglions
que vous sangliez
qu'ils sanglent

conditionnel présent

sanglerais
sanglerais
sanglerait
sanglerions
sangleriez
sangleraient

passé composé

ai sanglé
as sanglé
a sanglé
avons sanglé
avez sanglé
ont sanglé

divers

sangle!
sanglez!
sanglons!
sanglé
sanglant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor sangler:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aantrekken		attrait; charme; habillement; resserrement; serrage; séduction
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aantrekken	boucler; fermer en tirant; mettre; passer; revêtir; sangler; serrer; tirer	admettre; attirer; embaucher; engager; enrôler; habiller; mettre; nommer; prendre en service; recruter; s'habiller; se couvrir; se vêtir
dichttrekken	boucler; fermer en tirant; mettre; passer; revêtir; sangler; serrer; tirer

Synoniemen voor "sangler":

bander; tendre; serrer