Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. revancheren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor revancheren (Nederlands) in het Engels

revancheren:

revancheren werkwoord (revancheer, revancheert, revancheerde, revancheerden, gerevancheerd)

  1. revancheren
    to revenge
    • revenge werkwoord (revenges, revenged, revenging)

Conjugations for revancheren:

o.t.t.
  1. revancheer
  2. revancheert
  3. revancheert
  4. revancheren
  5. revancheren
  6. revancheren
o.v.t.
  1. revancheerde
  2. revancheerde
  3. revancheerde
  4. revancheerden
  5. revancheerden
  6. revancheerden
v.t.t.
  1. heb gerevancheerd
  2. hebt gerevancheerd
  3. heeft gerevancheerd
  4. hebben gerevancheerd
  5. hebben gerevancheerd
  6. hebben gerevancheerd
v.v.t.
  1. had gerevancheerd
  2. had gerevancheerd
  3. had gerevancheerd
  4. hadden gerevancheerd
  5. hadden gerevancheerd
  6. hadden gerevancheerd
o.t.t.t.
  1. zal revancheren
  2. zult revancheren
  3. zal revancheren
  4. zullen revancheren
  5. zullen revancheren
  6. zullen revancheren
o.v.t.t.
  1. zou revancheren
  2. zou revancheren
  3. zou revancheren
  4. zouden revancheren
  5. zouden revancheren
  6. zouden revancheren
en verder
  1. ben gerevancheerd
  2. bent gerevancheerd
  3. is gerevancheerd
  4. zijn gerevancheerd
  5. zijn gerevancheerd
  6. zijn gerevancheerd
diversen
  1. revancheer!
  2. revancheert!
  3. gerevancheerd
  4. revancherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor revancheren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
revenge revanche; wraak; wraaklust; wraakneming; wraakzucht
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
revenge revancheren zich wreken

Wiktionary: revancheren

revancheren
verb
  1. een eerdere nederlaag tenietdoen