Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. minister:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor minister (Nederlands) in het Engels

minister:

minister [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de minister
    the minister
    • minister [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor minister:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
minister minister bedienaar van de godsdienst; broeder; dominee; geestelijke; pastor; predikant; prediker; voorganger

Verwante woorden van "minister":

  • ministers

Verwante definities voor "minister":

  1. lid van de regering, hoofd van een ministerie1
    • Kok is minister van binnenlandse zaken1

Wiktionary: minister

minister
noun
  1. een persoon die deelneemt aan de regering van een land
minister
noun
  1. politician who heads a ministry

Cross Translation:
FromToVia
minister minister ministre — Membre d’un gouvernement

Verwante vertalingen van minister