Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. werkschort:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor werkschort (Nederlands) in het Engels

werkschort:

werkschort [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. werkschort (schort; voorschoot; sloof; schortje)
    the apron
    • apron [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor werkschort:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apron schort; schortje; sloof; voorschoot; werkschort