Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. gutsen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gutsen (Nederlands) in het Spaans

gutsen:

gutsen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gutsen
    el chorros
    • chorros [el ~] zelfstandig naamwoord

gutsen werkwoord (gutst, gutste, gegutst)

  1. gutsen (in stromen neerstorten; gulpen)

Conjugations for gutsen:

o.t.t.
  1. gutst
  2. gutsen
o.v.t.
  1. gutste
  2. gutsten
v.t.t.
  1. heeft gegutst
  2. hebben gegutst
v.v.t.
  1. had gegutst
  2. hadden gegutst
o.t.t.t.
  1. zal gutsen
  2. zullen gutsen
o.v.t.t.
  1. zou gutsen
  2. zouden gutsen
en verder
  1. is gegutst
  2. zijn gegutst
diversen
  1. guts!
  2. gutst!
  3. gegutst
  4. gutsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor gutsen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chorros gutsen sjoemelaars
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fluir a torrente gulpen; gutsen; in stromen neerstorten
llover a torrente gulpen; gutsen; in stromen neerstorten

Wiktionary: gutsen


Cross Translation:
FromToVia
gutsen diluviar pour — to flow, pass or issue in or as a stream