Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. inhaleren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inhaleren (Nederlands) in het Spaans

inhaleren:

inhaleren werkwoord (inhaleer, inhaleert, inhaleerde, inhaleerden, geïnhaleerd)

  1. inhaleren (over de longen roken)
  2. inhaleren (inademen)
    inhalar; respirar

Conjugations for inhaleren:

o.t.t.
  1. inhaleer
  2. inhaleert
  3. inhaleert
  4. inhaleren
  5. inhaleren
  6. inhaleren
o.v.t.
  1. inhaleerde
  2. inhaleerde
  3. inhaleerde
  4. inhaleerden
  5. inhaleerden
  6. inhaleerden
v.t.t.
  1. heb geïnhaleerd
  2. hebt geïnhaleerd
  3. heeft geïnhaleerd
  4. hebben geïnhaleerd
  5. hebben geïnhaleerd
  6. hebben geïnhaleerd
v.v.t.
  1. had geïnhaleerd
  2. had geïnhaleerd
  3. had geïnhaleerd
  4. hadden geïnhaleerd
  5. hadden geïnhaleerd
  6. hadden geïnhaleerd
o.t.t.t.
  1. zal inhaleren
  2. zult inhaleren
  3. zal inhaleren
  4. zullen inhaleren
  5. zullen inhaleren
  6. zullen inhaleren
o.v.t.t.
  1. zou inhaleren
  2. zou inhaleren
  3. zou inhaleren
  4. zouden inhaleren
  5. zouden inhaleren
  6. zouden inhaleren
diversen
  1. inhaleer!
  2. inhaleert!
  3. geïnhaleerd
  4. inhalerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inhaleren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chinchar gepest; geplaag; pesterij
inhalar opsnuiven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chinchar inhaleren; over de longen roken een eed afleggen; etteren; griepen; klieren; zeiken; zemelen; zweren
fumar inhalando inhaleren; over de longen roken iets ophalen
inhalar inademen; inhaleren; over de longen roken een snuif nemen; iets ophalen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
respirar inademen; inhaleren ademen; ademhalen; iets ophalen; inademen; verademen

Wiktionary: inhaleren

inhaleren
verb
  1. (overgankelijk) diep inademen