Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. schans:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schans (Nederlands) in het Spaans

schans:

schans [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de schans (verschansing)
    el trampolín; la fortificaciones

Vertaal Matrix voor schans:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fortificaciones schans; verschansing
trampolín schans; verschansing duikplank; springplank; trampoline

Verwante woorden van "schans":

  • schansen

Wiktionary: schans

schans
noun
  1. militair|nld in het veld opgeworpen versterkingswerk