Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afdraaien:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afdraaien (Nederlands) in het Frans

afdraaien:

afdraaien werkwoord (draai af, draait af, draaide af, draaiden af, afgedraaid)

  1. afdraaien
    projeter
    • projeter werkwoord (projette, projettes, projetons, projetez, )

Conjugations for afdraaien:

o.t.t.
  1. draai af
  2. draait af
  3. draait af
  4. draaien af
  5. draaien af
  6. draaien af
o.v.t.
  1. draaide af
  2. draaide af
  3. draaide af
  4. draaiden af
  5. draaiden af
  6. draaiden af
v.t.t.
  1. ben afgedraaid
  2. bent afgedraaid
  3. is afgedraaid
  4. zijn afgedraaid
  5. zijn afgedraaid
  6. zijn afgedraaid
v.v.t.
  1. was afgedraaid
  2. was afgedraaid
  3. was afgedraaid
  4. waren afgedraaid
  5. waren afgedraaid
  6. waren afgedraaid
o.t.t.t.
  1. zal afdraaien
  2. zult afdraaien
  3. zal afdraaien
  4. zullen afdraaien
  5. zullen afdraaien
  6. zullen afdraaien
o.v.t.t.
  1. zou afdraaien
  2. zou afdraaien
  3. zou afdraaien
  4. zouden afdraaien
  5. zouden afdraaien
  6. zouden afdraaien
diversen
  1. draai af!
  2. draait af!
  3. afgedraaid
  4. afdraaiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afdraaien [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afdraaien (wegdraaien; afzwenken; afwenden)
    le détournement

Vertaal Matrix voor afdraaien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
détournement afdraaien; afwenden; afzwenken; wegdraaien fraude; kaping; malversatie; omleiding; onregelmatigheden; ontvreemding; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; wegomlegging; zwendel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
projeter afdraaien bedenken; beramen; plan beramen; plannen; projecteren; van plan zijn; verzinnen; voorhebben; zinnen