Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vrijer (Nederlands) in het Frans

vrijer:

vrijer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de vrijer (liefhebber; minnaar; aanbidder)
    l'amoureux; l'adorateur; le soupirant; l'amant

Vertaal Matrix voor vrijer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adorateur aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer bewonderaar; fan; vereerder
amant aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer beminde; duifje; gezel; hartsvriendin; kameraadje; liefje; liefste; lieve; maatje; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin
amoureux aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer beminde; duifje; gezel; hartsvriendin; kameraadje; liefje; liefste; lieve; maatje; minnaars; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin; vrijers
soupirant aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amoureux amoureus; amoureuze; liefderijk; liefdevol; verkikkerd; verliefd

Verwante woorden van "vrijer":


Wiktionary: vrijer

vrijer
noun
  1. Celui qui recevoir les faveurs d’une femme avec laquelle il n’est pas marier.

Cross Translation:
FromToVia
vrijer prétendant Freierveraltend: Mann, der eine Frau umwirbt, um sie zu heiraten

vrijer vorm van vrij:

vrij bijvoeglijk naamwoord

  1. vrij (zonder taak; loos)
    libre; vide
    • libre bijvoeglijk naamwoord
    • vide bijvoeglijk naamwoord
  2. vrij (ongebonden; losbandig; ongebreideld; bandeloos)
    sans frein; débridé; effréné; indiscipliné; déréglé; indomptable; irrépressible; sans discipline; ingouvernable
  3. vrij (in vrijheid)
    en liberté; libre
  4. vrij (openhartig; oprecht; open; )
    ouvert; franche; sans détours; carrément; franchement; franc
  5. vrij
    libre
    • libre bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor vrij:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
franc franc; frank
vide gaping; hiaat; holheid; lacune; ledigheid; leegheid; leegte; leemte; lek; lekken; luchtledige ruimte; niets; spouw; vacuüm; voosheid
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
libre in vrijheid; loos; vrij; zonder taak beschikbaar; brutaal; disponibel; in een handomdraai; moeiteloos; natuurlijk; niet beschroomd; onbelemmerd; onbeschroomd; ongedwongen; ongehuwd; ongekunsteld; ontvankelijk; openstaand; stoutmoedig; vacant; vanzelf; vatbaar; vrijmoedig; vrijpostig; zonder moeite
ouvert onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit aangebroken; aanspreekbaar; begaanbaar; benaderbaar; bereikbaar; genaakbaar; geopend; niet dicht; onbebouwd; ontsloten; ontvankelijk; open; opengelegd; opengemaakt; opengesteld; openstaand; rechtdoorzee; toegankelijk; toeschietelijk; vatbaar
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
carrément onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit botweg; cru; direct; eerlijk; fideel; gulweg; luid; luidkeels; met open vizier; onbewimpeld; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; oprecht; platweg; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; trouwhartig; uit volle borst
débridé bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij onbedaarlijk; onbedwingbaar; ongetoomd; onstuimig; teugelloos; uitzinnig
déréglé bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij ongeregeld; regelloos
effréné bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot
en liberté in vrijheid; vrij
franc onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit benaderbaar; brutaal; cru; decent; echt; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; frank; genaakbaar; manierlijk; menens; met open vizier; netjes; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbevangen; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechtdoorzee; rechtschapen; rechttoe; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; toegankelijk; trouwhartig; volmondig; vrijmoedig; vrijpostig; waar; waarachtig; welvoeglijk; werkelijk
franche onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit cru; eerlijk; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechtschapen; rechttoe rechtaan; ronduit; ruiterlijk
franchement onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit brutaal; cru; decent; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; gewoonweg; gulweg; klinkklaar; manierlijk; met open vizier; netjes; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; puur; rechtschapen; rechttoe rechtaan; regelrecht; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; trouwhartig; volmondig; vrijmoedig; vrijpostig; waar; waarachtig; welvoeglijk; werkelijk
indiscipliné bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij bandeloos; losbandig; ongedisciplineerd; ongehoorzaam; ongezeglijk; tuchteloos; verwilderd; vrijgevochten
indomptable bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij onbedaarlijk; onbedwingbaar; onstuimig; ontembaar; uitzinnig
ingouvernable bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij onbedaarlijk; onbedwingbaar; onbestuurbaar; onstuimig; uitzinnig
irrépressible bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij onbedaarlijk; onbedwingbaar; onstuimig; uitzinnig
sans discipline bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij losbandig; ongedisciplineerd; tuchteloos
sans détours onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit bot; botweg; cru; direct; eerlijk; effen; egaal; fideel; gelijk; geslepen; glad; kaarsrecht; kernachtig; kortaf; lijnrecht; loodrecht; met open vizier; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; oprecht; plat; platweg; raak; recht; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; strak; trouwhartig; vlak; vlakuit; zonder omhaal; zonder omwegen
sans frein bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij onbedaarlijk; onbedwingbaar; ongedisciplineerd; onstuimig; uitzinnig
vide loos; vrij; zonder taak inhoudsloos; ledig; leeg; luchtledig; onbebouwd; onbezet; vacuum

Verwante woorden van "vrij":


Antoniemen van "vrij":


Verwante definities voor "vrij":

  1. als je niet naar het werk of naar school hoeft1
    • ik ben vandaag vrij1
  2. door niets of niemand beperkt of gehinderd1
    • de weg was versperd maar nu is hij weer vrij1
  3. het niet hebben1
    • de zieke is vrij van koorts1
  4. kunnen gaan en staan waar je wilt1
    • hij zat in de gevangenis, maar nu is hij weer vrij1
  5. niet in gebruik of besproken1
    • is deze tafel nog vrij?1
  6. niet verlegen, een beetje brutaal1
    • zij gaf iedereen een zoen, ze is erg vrij1

Wiktionary: vrij

vrij
adjective
  1. ongebonden, niet in beweging beperkt
vrij
  1. -
  2. Traductions à trier suivant le sens.
adjective
  1. disponible
  2. libre de droits d’auteurs
  3. Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir.

Cross Translation:
FromToVia
vrij libre clear — free of obstacles
vrij libre free — not imprisoned
vrij libre free — unconstrained
vrij libre free — unobstructed
vrij libre free — without obligations
vrij libre free — software: with very few limitations on distribution or improvement
vrij oisive; oisif müßigkeine oder keine sinnvolle Beschäftigung ausübend
vrij assez ziemlich — sehr; in großem Maße