Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afkopen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afkopen (Nederlands) in het Frans

afkopen:

afkopen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het afkopen (afkoop)
    le rachat
    • rachat [le ~] zelfstandig naamwoord

afkopen werkwoord (koop af, koopt af, kocht af, kochten af, afgekocht)

  1. afkopen (schadeloosstellen; tevredenstellen)
    dédommager
    • dédommager werkwoord (dédommage, dédommages, dédommageons, dédommagez, )
  2. afkopen (schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden)
    rembourser; restituer; dédommager; indemniser; racheter; acheter
    • rembourser werkwoord (rembourse, rembourses, remboursons, remboursez, )
    • restituer werkwoord (restitue, restitues, restituons, restituez, )
    • dédommager werkwoord (dédommage, dédommages, dédommageons, dédommagez, )
    • indemniser werkwoord (indemnise, indemnises, indemnisons, indemnisez, )
    • racheter werkwoord (rachète, rachètes, rachetons, rachetez, )
    • acheter werkwoord (achète, achètes, achetons, achetez, )

Conjugations for afkopen:

o.t.t.
  1. koop af
  2. koopt af
  3. koopt af
  4. kopen af
  5. kopen af
  6. kopen af
o.v.t.
  1. kocht af
  2. kocht af
  3. kocht af
  4. kochten af
  5. kochten af
  6. kochten af
v.t.t.
  1. heb afgekocht
  2. hebt afgekocht
  3. heeft afgekocht
  4. hebben afgekocht
  5. hebben afgekocht
  6. hebben afgekocht
v.v.t.
  1. had afgekocht
  2. had afgekocht
  3. had afgekocht
  4. hadden afgekocht
  5. hadden afgekocht
  6. hadden afgekocht
o.t.t.t.
  1. zal afkopen
  2. zult afkopen
  3. zal afkopen
  4. zullen afkopen
  5. zullen afkopen
  6. zullen afkopen
o.v.t.t.
  1. zou afkopen
  2. zou afkopen
  3. zou afkopen
  4. zouden afkopen
  5. zouden afkopen
  6. zouden afkopen
diversen
  1. koop af!
  2. koopt af!
  3. afgekocht
  4. afkopende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afkopen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rachat afkoop; afkopen loskoping; terugkoop; uitkoop
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acheter afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden aankopen; aanschaffen; corrumperen; kopen; omkopen; opkopen; overnemen; verkrijgen; verwerven
dédommager afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; tevredenstellen; vergoeden genoegdoen
indemniser afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren
racheter afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden terugkopen
rembourser afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden aflossen; inlossen; restitueren
restituer afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden overbrengen; restitueren; retourneren; terugbrengen; teruggeven; terugzenden; translateren; vertalen; vertolken; weergeven

Wiktionary: afkopen

afkopen
verb
  1. acheter ce qu’on a vendre ou ce qui a été vendu.